Summary
English to Dutch: more detail...
-
housebound:
The word housebound exists in our database, but we currently do not have a translation from English to Dutch.-
Synonyms for "housebound":
homebound; shut-in; confined
-
Synonyms for "housebound":
English
Detailed Translations for housebound from English to Dutch
housebound: (*Using Word and Sentence Splitter)
- house: verblijf; thuis; woning; residentie; woonhuis; huis; pand; perceel; onderbrengen; huizen; huisvesten; herbergen; accommoderen; onderdak geven; onderdak verlenen; onderdak verschaffen; iemand huisvesten; bedrijf; maatschappij; onderneming; firma; vennootschap; coöperatie; maatschap; handelshuis; handelsbedrijf; sterrenbeeld; stulp; optrekje
- bound: verplicht; vereist; obligaat; obligatoir; begrenzen; afgrenzen; van grenzen voorzien; onvrij; grens; gebonden
- House: House
housebound:
Translation Matrix for housebound:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
- | homebound; shut-in |