Summary
English to Dutch: more detail...
- indicate:
-
Wiktionary:
- indicate → wijzen op, aangeven, aanwijzen, aanduiden, indiceren, signaleren
- indicate → tonen, aanduiden, aangeven, een teken geven, merken, kenmerken, tekenen, laten zien, tentoonspreiden, vertonen, wijzen, uitwijzen, aanwijzen, uitduiden, kiezen, uitkiezen, uitlezen, uitpikken, verkiezen, uitzoeken
English
Detailed Translations for indicate from English to Dutch
indicate:
-
to indicate (pinpoint; point out; define; point to; show; point)
-
to indicate (point out; draw attention to; point; signal; show)
-
to indicate (point to; imply; signify; suggest; stand for)
-
to indicate (make known; inform; point out; tell; instil; call attention to; instill)
-
to indicate (point; show)
wijzen naar-
wijzen naar verb
-
Conjugations for indicate:
present
- indicate
- indicate
- indicates
- indicate
- indicate
- indicate
simple past
- indicated
- indicated
- indicated
- indicated
- indicated
- indicated
present perfect
- have indicated
- have indicated
- has indicated
- have indicated
- have indicated
- have indicated
past continuous
- was indicating
- were indicating
- was indicating
- were indicating
- were indicating
- were indicating
future
- shall indicate
- will indicate
- will indicate
- shall indicate
- will indicate
- will indicate
continuous present
- am indicating
- are indicating
- is indicating
- are indicating
- are indicating
- are indicating
subjunctive
- be indicated
- be indicated
- be indicated
- be indicated
- be indicated
- be indicated
diverse
- indicate!
- let's indicate!
- indicated
- indicating
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Translation Matrix for indicate:
Related Words for "indicate":
Synonyms for "indicate":
Antonyms for "indicate":
Related Definitions for "indicate":
Wiktionary Translations for indicate:
indicate
Cross Translation:
verb
indicate
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• indicate | → tonen | ↔ zeigen — di(transitiv): jemanden etwas sehen lassen |
• indicate | → aanduiden; aangeven; een teken geven; merken; kenmerken; tekenen; laten zien; tentoonspreiden; tonen; vertonen; wijzen; uitwijzen; aanwijzen; uitduiden; kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; verkiezen; uitzoeken | ↔ désigner — Traduction à trier |
• indicate | → laten zien; tentoonspreiden; tonen; vertonen; wijzen; uitwijzen; aanduiden; aangeven; aanwijzen; uitduiden | ↔ indiquer — montrer, désigner une personne ou une chose. |
• indicate | → laten zien; tentoonspreiden; tonen; vertonen; wijzen; uitwijzen | ↔ montrer — faire voir ; exposer aux regards. |