Home ->Dictionaries ->English/Dutch ->Translate interconnected

Translate interconnected from English to Dutch

Summary

English to Dutch: more detail...

interconnected:
- samenhangend; verbonden; verenigd; een eenheid vormend; aaneengesloten
interconnect:
- ineengrijpen; in elkaar grijpen; ineensluiten
- interconnect
Wiktionary:
- interconnect → aan elkaar vastmaken, verbinden, legeren

English

Detailed Translations for interconnected from English to Dutch

interconnected:

interconnected adj

interconnected (unifying; associated; interdependent; joint)
samenhangend; verbonden; verenigd; een eenheid vormend; aaneengesloten
- samenhangend adj
- verbonden adj
- verenigd adj
- een eenheid vormend adj
- aaneengesloten adj

Translation Matrix for interconnected:

Noun	Related Translations	Other Translations
verbonden		alliances; leagues; unions
Adjective	Related Translations	Other Translations
aaneengesloten	associated; interconnected; interdependent; joint; unifying	banded; connected together; continuous; unceasing; uninterrupted
samenhangend	associated; interconnected; interdependent; joint; unifying	coherent; consistent
verbonden	associated; interconnected; interdependent; joint; unifying	attached; fastened; joined; united
-	co-ordinated; coordinated; interrelated; unified
Modifier	Related Translations	Other Translations
een eenheid vormend	associated; interconnected; interdependent; joint; unifying
verenigd	associated; interconnected; interdependent; joint; unifying

Related Words for "interconnected":

interconnectedness, interconnect

Synonyms for "interconnected":

interrelated; reticulate; reticular
coordinated; co-ordinated; unified; integrated

Related Definitions for "interconnected":

operating as a unit¹
reciprocally connected¹

interconnect:

interconnect verb

interconnect (interlock; interweave)
ineengrijpen; in elkaar grijpen
- ineengrijpen verb (grijp ineen, grijpt ineen, greep ineen, grepen ineen, ineengegrepen)
- in elkaar grijpen verb
interconnect (connect; interlock)
ineensluiten
- ineensluiten verb (sluit ineen, sloot ineen, sloten ineen, ineengesloten)

interconnect [the ~] noun

the interconnect

– A private network that connects nodes in a cluster. ²
interconnect
- interconnect

Translation Matrix for interconnect:

Verb	Related Translations	Other Translations
in elkaar grijpen	interconnect; interlock; interweave
ineengrijpen	interconnect; interlock; interweave
ineensluiten	connect; interconnect; interlock
-	complect; interlink
Not Specified	Related Translations	Other Translations
interconnect	interconnect

Related Words for "interconnect":

interconnecting, interconnected

Synonyms for "interconnect":

complect; interlink; connect; link; link up; join; unite
tie

Related Definitions for "interconnect":

cause to be interconnected or interwoven¹
be interwoven or interconnected¹
- The bones are interconnected via the muscle¹
A private network that connects nodes in a cluster.²

Wiktionary Translations for interconnect:

Cross Translation:

From	To	Via
• interconnect	→ aan elkaar vastmaken; verbinden; legeren	↔ allier — unir par une entente, un pacte. Ce verbe est alors généralement pronominal.

External Machine Translations: