Summary


English

Detailed Translations for jewels from English to Dutch

jewels:

jewels [the ~] noun

  1. the jewels (ornaments; jewellery; bijous; gems)
    de sieraden; de bijouterieën; de juwelen
  2. the jewels (precious stones; gemstones; bijous)
    de sierstenen; de edelstenen
  3. the jewels (ornaments; gems; jewellery; bijous; stones)
    de glimmers

Translation Matrix for jewels:

NounRelated TranslationsOther Translations
bijouterieën bijous; gems; jewellery; jewels; ornaments
edelstenen bijous; gemstones; jewels; precious stones
glimmers bijous; gems; jewellery; jewels; ornaments; stones
juwelen bijous; gems; jewellery; jewels; ornaments cut precious stones
sieraden bijous; gems; jewellery; jewels; ornaments ornaments
sierstenen bijous; gemstones; jewels; precious stones

External Machine Translations:

Related Translations for jewels