Summary
English to Dutch: more detail...
-
joint proprietorship:
The word joint proprietorship exists in our database, but we currently do not have a translation from English to Dutch.
English
Detailed Translations for joint proprietorship from English to Dutch
joint proprietorship: (*Using Word and Sentence Splitter)
- joint: gewricht; verbinding van beenderen; algemeen; gemeenschappelijk; meer personen betreffend; knoop; draai; lus; kronkel; kink; lusvormige kromming; verbonden; samenhangend; verenigd; aaneengesloten; een eenheid vormend; las; lasnaad; welnaad; geleding; verbinding van lichaamsdelen; gelid; rij manschappen; stickie; gewrichtsknobbel
- proprietor: eigenaar; houder; drager; bezitter
- ship: boot; schip; vaartuig; schuit; schuitje; scheepje; stoomschip; zenden; versturen; leveren; brengen; bezorgen; aanleveren; overhandigen; afleveren; toeleveren; verladen; laden; inladen; verschepen; bestellen; rondbrengen; thuisbezorgen; aan boord gaan; aan boord klimmen