English
Detailed Translations for make a point from English to Dutch
make a point: (*Using Word and Sentence Splitter)
- make: maken; scheppen; in het leven roepen; merk; maak; produceren; vervaardigen; voortbrengen; fabriceren; veranderen; wijzigen; afwisselen; herzien; verwisselen; makelij
- A: EVERYONE; A
- a: een; eentje
- point: wijzen; attenderen; spitsen; pointe; aangeven; aanduiden; indiceren; wijzen naar; iets aanwijzen; punt; aanwijzen; point
make a point:
Translation Matrix for make a point:
Verb | Related Translations | Other Translations |
- | make sure |
Synonyms for "make a point":
Related Definitions for "make a point":
External Machine Translations: