English
Detailed Translations for march out from English to Dutch
march out: (*Using Word and Sentence Splitter)
- March: maart; lentemaand
- march: reis; tocht; rit; expeditie; mars; toer; trektocht; manoeuvreren; marcheren; mark; voortgang; opmars
- out: over; uit; klaar; afgelopen; voorbij; af; gereed; voltooid; geëindigd; afgedaan; van; vanuit; vanaf nu; vanaf deze plaats; eruit; weg; ertussenuit; er op uit; er uit; daaruit; op stap
march out:
Translation Matrix for march out:
Verb | Related Translations | Other Translations |
- | debouch | |
Other | Related Translations | Other Translations |
- | departure; exit; marching out |