Summary
English to Dutch: more detail...
- of course:
-
Wiktionary:
- of course → tuurlijk, natuurlijk
- of course → begrijpelijkerwijs
English
Detailed Translations for of course from English to Dutch
of course:
-
of course (naturally; obviously; apparently; without doubt; indeed; to be sure)
vanzelfsprekend; natuurlijk; uiteraard; zonder twijfel; bijgevolg; onontkomelijk; zeker; dus; logisch; allicht; 'tuurlijk-
vanzelfsprekend adj
-
natuurlijk adj
-
uiteraard adv
-
zonder twijfel adj
-
bijgevolg adv
-
onontkomelijk adj
-
zeker adj
-
dus adj
-
logisch adj
-
allicht adv
-
-
of course (sure and certain; certain; certainly; sure; undoubted; positively; positive)
-
of course (yes; certainly; absolutely)
Translation Matrix for of course:
Synonyms for "of course":
Antonyms for "of course":
Related Definitions for "of course":
Wiktionary Translations for of course:
of course
Cross Translation:
adverb
of course
-
naturally
- of course → tuurlijk; natuurlijk
adverb
-
vanzelfsprekend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• of course | → begrijpelijkerwijs | ↔ bien entendu — Naturellement, évidemment |
External Machine Translations: