English
Detailed Translations for on the job from English to Dutch
on the job: (*Using Word and Sentence Splitter)
- on: aan; bij; erbij; erop; ten behoeve van; ten; ten tonele
- the: het; de
- job: baan; positie; job; dienstbetrekking; taak; inspanning; arbeid; bezigheid; werkzaamheid; ambacht; installatie; aanstelling; benoeming; werk; vak; beroep; functie; betrekking; ambt; werkplek; werkkring; klusje; karweitje; arbeidsplaats; baantje; aanvraag; contract
on the job:
Translation Matrix for on the job:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
- | working |