Summary
English
Detailed Translations for pass up from English to Dutch
pass up: (*Using Word and Sentence Splitter)
- pass: inhalen; passeren; voorbijgaan; voorbijrijden; verlopen; vervallen; aflopen; vergaan; verstrijken; voorkomen; gebeuren; zich voordoen; plaats hebben; aankomen; bezoeken; langskomen; langsgaan; voorbijkomen; op visite gaan; iemand opzoeken; geven; aangeven; afgeven; overgeven; overhandigen; aanreiken; toesteken; aanbieden; besteden; doorbrengen; slijten; reiken; gaan; zich begeven; pasje; paspoort; pas; bergpas; kaart; ticket; kaartje; toegangsbewijs; plaatsbewijs; entreebiljet; slagen voor
- passé: passé
- up: op; naar boven; bij; erbij; erop; aan; druk; geanimeerd; drukpratend; omhoog; opwaarts; naar boven toe
pass up:
Translation Matrix for pass up:
Verb | Related Translations | Other Translations |
- | decline; refuse; reject; turn down |