English
Detailed Translations for passing game from English to Dutch
passing game: (*Using Word and Sentence Splitter)
- pass: inhalen; passeren; voorbijgaan; voorbijrijden; verlopen; vervallen; aflopen; vergaan; verstrijken; voorkomen; gebeuren; zich voordoen; plaats hebben; aankomen; bezoeken; langskomen; langsgaan; voorbijkomen; op visite gaan; iemand opzoeken; geven; aangeven; afgeven; overgeven; overhandigen; aanreiken; toesteken; aanbieden; besteden; doorbrengen; slijten; reiken; gaan; zich begeven; pasje; paspoort; pas; bergpas; kaart; ticket; kaartje; toegangsbewijs; plaatsbewijs; entreebiljet; slagen voor
- passing: vervallen; verstrijken; eindig; vergankelijk; voorbijgaand; terloops; losjes; in het voorbijgaan
- Game: Game
- game: spel; beurt; spelletje; rondje; wedstrijd; partij; pot; strijd; concours; potje; partijtje; wedstrijdje; flink; game
passing game:
Translation Matrix for passing game:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | pass; passing; passing play |