Summary
English to Dutch: more detail...
- prefix:
-
Wiktionary:
- prefix → voorvoegsel, prefix
- prefix → voorvoegen, op, voorhand, vastleggen, arrangeren, regelen
- prefix → voorvoegsel
English
Detailed Translations for prefixes from English to Dutch
prefix:
-
the prefix (area code; dialling code)
-
the prefix
het voorvoegsel
Translation Matrix for prefix:
Noun | Related Translations | Other Translations |
kencijfer | area code; dialling code; prefix | |
kengetal | area code; dialling code; prefix | ratio |
voorvoegsel | prefix |
Related Words for "prefix":
Synonyms for "prefix":
Antonyms for "prefix":
Related Definitions for "prefix":
Wiktionary Translations for prefix:
prefix
Cross Translation:
noun
prefix
-
letters at the beginning of a word
- prefix → voorvoegsel; prefix
-
put or fix before, or at the beginning of
- prefix → voorvoegen
-
set or appoint beforehand
- prefix → op; voorhand; vastleggen; arrangeren; regelen
noun
-
een gebonden morfeem dat voor een ander woord geplaatst wordt om iets aan de betekenis toe te voegen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• prefix | → voorvoegsel | ↔ Präfix — Linguistik: ein Affix, also ein grammatisches Morphem, das vor dem Wortstamm steht |
• prefix | → voorvoegsel | ↔ préfixe — Élément lexical |
External Machine Translations: