English
Detailed Translations for public speaker from English to Dutch
public speaker: (*Using Word and Sentence Splitter)
- Public: Openbaar; Externe contactpersonen
- public: openbaar; publiek; gehoor; ruchtbaar
- Speaker: woordvoerder; zegsman
- speak: spreken; praten; communiceren; in contact staan; een conversatie hebben; kletsen; klappen; babbelen; kakelen; zwammen; kwebbelen; kwetteren; kwekken; wauwelen; snateren; uiten; uitdrukken; verwoorden; vertolken; uiting geven aan; uitdrukking geven aan; spreken over; onderwerp behandelen; aanroepen; praaien
- speaker: spreker; lector; redenaar; redevoerder; speaker; inleider; woordvoerster; luidspreker
public speaker:
Translation Matrix for public speaker:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | orator; rhetorician; speechifier; speechmaker |