Summary
English to Dutch: more detail...
- quit:
-
Wiktionary:
- quit → verlaten, opgeven
- quit → laten, achterlaten, afstand doen van, opgeven, uitvallen, in de steek laten, laten varen, verlaten, toegeven, afstaan, wijken, resulteren, uitkomen, volgen, voortkomen, voortspruiten, voortvloeien, belenden, grenzen aan, besturen, brengen, leiden, geleiden, voeren, uitgaan, uitlopen, uitstappen, uitstijgen, uittreden, bereiken, behalen, inhalen, reiken tot, leiden tot, uitdraaien op, uitlopen op, aflaten, ophouden, stoppen, uitscheiden, afmaken, afsluiten, beëindigen, besluiten, uitmaken, voleindigen, klimmen, naar boven gaan, rijzen, stijgen, bestijgen, afdalen, naar beneden gaan, zinken
English
Detailed Translations for quit from English to Dutch
quit:
-
to quit (drop out; pull out)
opgeven; stoppen; afhaken; ophouden; afzien van; afvallen; eruitstappen; afzeggen-
afzien van verb
-
eruitstappen verb
-
to quit (surrender; capitulate; give up to)
Conjugations for quit:
present
- quit
- quit
- quits
- quit
- quit
- quit
simple past
- quit
- quit
- quit
- quit
- quit
- quit
present perfect
- have quit
- have quit
- has quit
- have quit
- have quit
- have quit
past continuous
- was quiting
- were quiting
- was quiting
- were quiting
- were quiting
- were quiting
future
- shall quit
- will quit
- will quit
- shall quit
- will quit
- will quit
continuous present
- am quiting
- are quiting
- is quiting
- are quiting
- are quiting
- are quiting
subjunctive
diverse
- quit!
- let's quit!
- quited
- quiting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Translation Matrix for quit:
Synonyms for "quit":
Antonyms for "quit":
Related Definitions for "quit":
Wiktionary Translations for quit:
quit
Cross Translation:
Cross Translation: