Summary
English
Detailed Translations for run short from English to Dutch
run short: (*Using Word and Sentence Splitter)
- run: rennen; hardlopen; lopen; stromen; loop; hardloopwedstrijd; beheren; besturen; administreren; aanval; offensief; run; bestorming; stormloop; attaque; stormaanval; racen; hollen; sprinten; pezen; draven; hard rennen; gaan; zich begeven; vloeien; in stralen lopen; vervagen; vervloeien; in elkaar overlopen; ladder; stormlopen; runs; ladder in kous; ladderen; gutsen; gulpen; in stromen neerstorten
- short: klein; ondermaats; van geringe afmeting; kortaf; nors; bruusk; onzacht; eindig; vergankelijk; voorbijgaand
run short:
Translation Matrix for run short:
Verb | Related Translations | Other Translations |
- | go; run low |
Synonyms for "run short":
Related Definitions for "run short":
External Machine Translations: