Home ->Dictionaries ->English/Dutch ->Translate seasonings

Translate seasonings from English to Dutch

Summary

English to Dutch: more detail...

seasonings:
- kruiden; specerijen; smaakstoffen; kruiderij
seasoning:
- marinade; toebereiding; aroma; geurstof; smaakversterker; smaakmaker
Wiktionary:
- seasoning → koollaag, kruiderij, specerij, kruid

English

Detailed Translations for seasonings from English to Dutch

seasonings:

seasonings [the ~] noun

the seasonings (herbs; spices; flavourings)
de kruiden; de specerijen; de smaakstoffen
- kruiden [de ~] noun, plural
- specerijen [de ~] noun, plural
- smaakstoffen [de ~] noun, plural
the seasonings (spices; condiments)
de kruiden; de kruiderij
- kruiden [de ~] noun, plural
- kruiderij [de ~ (v)] noun

Translation Matrix for seasonings:

Noun	Related Translations	Other Translations
kruiden	condiments; flavourings; herbs; seasonings; spices
kruiderij	condiments; seasonings; spices	condiment; condiments; flavoring; flavouring; flavourings; herb; spice; spices
smaakstoffen	flavourings; herbs; seasonings; spices
specerijen	flavourings; herbs; seasonings; spices
Verb	Related Translations	Other Translations
kruiden		add spice to; season; spice

Related Words for "seasonings":

seasoning

seasonings form of seasoning:

seasoning [the ~] noun

the seasoning
de marinade; de toebereiding
- marinade [de ~ (v)] noun
- toebereiding [de ~ (v)] noun
the seasoning (flavouring; flavoring)
het aroma; de geurstof
- aroma [het ~] noun
- geurstof [de ~] noun
the seasoning (flavouring; flavoring)
smaakversterker
- smaakversterker [znw.] noun
the seasoning (flavouring; flavourings; spice; spices; flavoring)
de smaakmaker
- smaakmaker [de ~ (m)] noun

Translation Matrix for seasoning:

Noun	Related Translations	Other Translations
aroma	flavoring; flavouring; seasoning	aroma; bouquet; fragrance; odor; odour; perfume; scent; smell
geurstof	flavoring; flavouring; seasoning
marinade	seasoning
smaakmaker	flavoring; flavouring; flavourings; seasoning; spice; spices
smaakversterker	flavoring; flavouring; seasoning
toebereiding	seasoning	preparation
-	flavorer; flavoring; flavourer; flavouring; seasoner

Related Words for "seasoning":

seasonings, season

Synonyms for "seasoning":

flavorer; flavourer; flavoring; flavouring; seasoner; ingredient; fixings
change of state

Related Definitions for "seasoning":

the act of adding a seasoning to food¹
something added to food primarily for the savor it imparts¹

Wiktionary Translations for seasoning:

Cross Translation:

From	To	Via
• seasoning	→ koollaag	↔ culot — Résidu de cuisson ou de combustion
• seasoning	→ kruiderij; specerij; kruid	↔ épice — Condiment aromatique

External Machine Translations:

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University