English
Detailed Translations for settle on from English to Dutch
settle on: (*Using Word and Sentence Splitter)
- settle: vestigen; settelen; koloniseren; afhandelen; afdoen; beslechten; twist uit de weg ruimen; verrekenen; voldoen; betalen; regelen; schikken; rekening betalen; bezinken; vereffenen; egaliseren; effenen; aanzuiveren; nabetalen; goedmaken; bijleggen; ruzie afsluiten; plaatsnemen; zich vestigen; neerstrijken; zich nestelen; verzoenen; genoegdoen; ruzie bijleggen
- on: aan; bij; erbij; erop; ten behoeve van; ten; ten tonele
settle on:
Translation Matrix for settle on:
Verb | Related Translations | Other Translations |
- | fixate |