English
Detailed Translations for tall-growing from English to Dutch
tall-growing: (*Using Word and Sentence Splitter)
- tall: lang; groot; enorm; aanzienlijk; behoorlijk; flink; fors; beduidend; aanmerkelijk; grote; groots; grootschalig; reuze; lang van postuur; rijzig
- grow: groeien; opgroeien; groot worden; stijgen; opzetten; toenemen; vermeerderen; groter worden; aangroeien; aanzwellen; omhooggaan; aanwinnen; aanwassen; de hoogte ingaan; wassen; gedijen; tieren; rijzen; omhoog komen; omhoogstijgen; omhoog rijzen; bloesem; hoger worden; volwassen worden; volgroeien; opstijgen; uitdijen; omhoogkomen; opvliegen; uitzwellen
- growing: cultuur; kweken; teelt; voortplanting; fokkerij; fok; verbouw; reproductie; aanplant; voortbrenging; aankweek; aanfok; verbouwen; groeiend; telen; toenemend; meer en meer; in toenemende mate; planten; aanplanten; aankweken; aanwas; aangroei; uitdijen; uitdijing; verbouwend
tall-growing:
Translation Matrix for tall-growing:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
- | leggy |
Synonyms for "tall-growing":
Related Definitions for "tall-growing":
External Machine Translations: