Síntoma: translate Spanish

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

síntoma:
- symptoom; aanwijzing; teken; indicatie; ziektesymptoom; voorloper; voorbode; aankondiger; voorteken
Wiktionary:
- síntoma → symptoom
- síntoma → symptoom, verschijnsel

Spanish

Detailed Translations for síntoma from Spanish to Dutch

el síntoma (indicación; señal; indicio)
het symptoom; de aanwijzing; het teken; de indicatie
- symptoom [het ~] noun
- aanwijzing [de ~ (v)] noun
- teken [het ~] noun
- indicatie [de ~ (v)] noun
el síntoma
het ziektesymptoom; het symptoom
- ziektesymptoom [het ~] noun
- symptoom [het ~] noun
el síntoma (precursor; mensajero; precursora; signo precursor; indicio; presagio)
de voorloper; de aanwijzing; de voorbode; de aankondiger; het voorteken
- voorloper [de ~ (m)] noun
- aanwijzing [de ~ (v)] noun
- voorbode [de ~ (m)] noun
- aankondiger [de ~ (m)] noun
- voorteken [het ~] noun

Noun	Related Translations	Other Translations
aankondiger	indicio; mensajero; precursor; precursora; presagio; signo precursor; síntoma
aanwijzing	indicación; indicio; mensajero; precursor; precursora; presagio; señal; signo precursor; síntoma	asignación; comando; directivas; directrices; encargo; enseñanza; espolón; esporo; espuela; gesto; huella; indicación; información; instrucción; mandato; mando; misión; orden; punta; punto de referencia; seña; señal; sugerencia; tarea; vestigio; vía
indicatie	indicación; indicio; señal; síntoma
symptoom	indicación; indicio; señal; síntoma
teken	indicación; indicio; señal; síntoma	comprobante; documento de prueba; insignia; muestra; plumazo; prueba; seña; señal; signo
voorbode	indicio; mensajero; precursor; precursora; presagio; signo precursor; síntoma
voorloper	indicio; mensajero; precursor; precursora; presagio; signo precursor; síntoma
voorteken	indicio; mensajero; precursor; precursora; presagio; signo precursor; síntoma
ziektesymptoom	síntoma
Not Specified	Related Translations	Other Translations
teken		carácter

síntoma

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• síntoma	→ symptoom; verschijnsel	↔ symptom — indicators and characteristics of the presence of something else

External Machine Translations: