Spanish
Detailed Translations for tira-tira from Spanish to Dutch
tira-tira: (*Using Word and Sentence Splitter)
- tira: strook; banderol; deel; band; volume; boekdeel; rij; lint; haarband; geluidsniveau; gelid; haarlint
- tirar: weggooien; schieten; vuren; afvuren; afschieten; schoten lossen; afdrukken; trekker overhalen; smijten; afwerpen; wegsmijten; keilen; afsmijten; drukken; omstoten; neergooien; omduwen; omverstoten; op de grond gooien; naar beneden gooien; spannen; opspannen; afdanken; ecarteren; binnenwerpen; tevoorschijn trekken; omverrukken