Elegía: translate Spanish

Remove Ads

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

elegir:
- kiezen; stemmen; zijn stem uitbrengen; verkiezen; uitverkiezen; selectie toepassen; uitloten
elegía:
- klaagzang; elegie; treurdicht; klaaglied; treurlied; treurzang; rouwklacht; nenia
Wiktionary:
- elegía → klaaglied, treurdicht
- elegía → klaaglied
- elegir → kiezen, uitkiezen, verkiezen
- elegir → verkiezen, kiezen, zeggen, uitkiezen, aannemen, accepteren, ontvangen, als zoon aannemen, uitlezen, uitpikken, uitzoeken, adopteren, zich eigen maken, balloteren, stemmen

Spanish

Detailed Translations for elegía from Spanish to Dutch

elegir:

elegir verb

elegir (votar; escoger; decidirse; optar; acordar; emitir su voto; adaptar a)
kiezen; stemmen; zijn stem uitbrengen
- kiezen verb (kies, kiest, koos, kozen, gekozen)
- stemmen verb (stem, stemt, stemde, stemden, gestemd)
- zijn stem uitbrengen verb
elegir
verkiezen; uitverkiezen; selectie toepassen
- verkiezen verb (verkies, verkiest, verkoos, verkozen, verkozen)
- uitverkiezen verb (verkies uit, verkiest uit, verkoos uit, verkozen uit, uitverkozen)
- selectie toepassen verb (pas selectie toe, past selectie toe, paste selectie toe, pasten selectie toe, selectie toegepast)
elegir
kiezen
- kiezen verb (kies, kiest, koos, kozen, gekozen)
elegir (excluir por sorteo; seleccionar; escoger; sortear; rifar)
uitloten
- uitloten verb (loot uit, lootte uit, lootten uit, uitgeloot)

Conjugations for elegir:

presente

elijo
eliges
elige
elegimos
elegís
eligen

imperfecto

elegía
elegías
elegía
elegíamos
elegíais
elegían

indefinido

elegí
elegiste
eligió
elegimos
elegisteis
eligieron

fut. de ind.

elegiré
elegirás
elegirá
elegiremos
elegiréis
elegirán

condic.

elegiría
elegirías
elegiría
elegiríamos
elegiríais
elegirían

pres. de subj.

que elija
que elijas
que elija
que elijamos
que elijáis
que elijan

imp. de subj.

que eligiera
que eligieras
que eligiera
que eligiéramos
que eligierais
que eligieran

miscelánea

¡elige!
¡elegid!
¡no elijas!
¡no elijáis!
elegido
elegiendo

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Translation Matrix for elegir:

Noun	Related Translations	Other Translations
kiezen		sufragio; voto
stemmen		sufragio; voto
Verb	Related Translations	Other Translations
kiezen	acordar; adaptar a; decidirse; elegir; emitir su voto; escoger; optar; votar	marcar; seleccionar
selectie toepassen	elegir	seleccionar
stemmen	acordar; adaptar a; decidirse; elegir; emitir su voto; escoger; optar; votar
uitloten	elegir; escoger; excluir por sorteo; rifar; seleccionar; sortear
uitverkiezen	elegir
verkiezen	elegir	preferir
zijn stem uitbrengen	acordar; adaptar a; decidirse; elegir; emitir su voto; escoger; optar; votar
Other	Related Translations	Other Translations
kiezen		marcar

Synonyms for "elegir":

designar; nominar
entresacar; sacar; escoger; seleccionar; extraer
optar; preferir; decidir; separar; decantarse; inclinarse; pretender; aspirar
votar; sufragar

Wiktionary Translations for elegir:

elegir

verb

uit meerdere mogelijkheden één nemen
- kiezen → escoger; elegir
uit een aantal mogelijkheden één of meer selecteren
- uitkiezen → elegir; seleccionar
iemand door een stemming een ambt doen toekomen
- verkiezen → preferir; elegir

Cross Translation:

From	To	Via
• elegir	→ verkiezen; kiezen	↔ choose — to elect
• elegir	→ kiezen	↔ choose — to decide to act in a certain way
• elegir	→ kiezen; zeggen	↔ name — to mention, specify
• elegir	→ uitkiezen	↔ auswählen — (transitiv) sich für eine von mehreren Möglichkeiten entscheiden
• elegir	→ aannemen; accepteren; ontvangen; als zoon aannemen; kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; verkiezen; uitzoeken; adopteren; zich eigen maken	↔ adopter — choisir quelqu’un pour fils ou pour fille et lui en donner les droits civils en remplir certaines conditions prescrire par la loi.
• elegir	→ kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; verkiezen; uitzoeken	↔ choisir — Action de faire un choix ; prendre une personne ou une chose de préférence à une autre ou à plusieurs autres.
• elegir	→ kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; verkiezen; uitzoeken	↔ opter — Choisir entre deux ou plusieurs choses qu’on ne peut avoir ensemble, entre deux ou plusieurs partis pour l’un desquels il faut se déterminer.
• elegir	→ balloteren; kiezen; stemmen	↔ élire — Choisir entre plusieurs personnes ou plusieurs choses. (Sens général).

elegía:

elegía [la ~] noun

la elegía (réquiem; canto fúnebre)
de klaagzang
- klaagzang [de ~ (m)] noun
la elegía (endecha; poema elegíaco)
de elegie; het treurdicht
- elegie [de ~ (v)] noun
- treurdicht [het ~] noun
la elegía (poema elegíaco; endecha)
het treurdicht; het klaaglied; het treurlied; de treurzang
- treurdicht [het ~] noun
- klaaglied [het ~] noun
- treurlied [het ~] noun
- treurzang [de ~ (m)] noun
la elegía (plañido)
de rouwklacht
- rouwklacht [de ~] noun
la elegía
nenia
- nenia [znw.] noun

Translation Matrix for elegía:

Noun	Related Translations	Other Translations
elegie	elegía; endecha; poema elegíaco
klaaglied	elegía; endecha; poema elegíaco
klaagzang	canto fúnebre; elegía; réquiem
nenia	elegía
rouwklacht	elegía; plañido
treurdicht	elegía; endecha; poema elegíaco
treurlied	elegía; endecha; poema elegíaco
treurzang	elegía; endecha; poema elegíaco

Synonyms for "elegía":

lírica; poética; poesía; oda; romance

Wiktionary Translations for elegía:

elegía

noun

een treurig lied waarin het beklag gedaan wordt over een situatie of waar geklaagd wordt over het verlies van een beminde
- klaaglied → elegía
dichtkunst|nld rouwdicht of klaagdicht
- treurdicht → elegía