Summary
Spanish to Dutch: more detail...
- retener:
-
Wiktionary:
- retén → houder
- retener → onthouden, tegenhouden
- retener → verhinderen, detineren, onthouden, behouden, vaststellen
Dutch to Spanish: more detail...
- reet:
- rijten:
- Wiktionary:
Spanish
Detailed Translations for retén from Spanish to Dutch
retén:
Synonyms for "retén":
Wiktionary Translations for retén:
retén
noun
-
iemand die een bepaald stuk/recht in handen heeft.
retener:
-
retener (guardar; contener)
-
retener (recordar; reservarse)
-
retener (impedir; detener)
-
retener (perseverar; empujar; calar; filtrarse; tener constancia y tenacidad; no cesar)
-
retener
Conjugations for retener:
presente
- retengo
- retienes
- retiene
- retenemos
- retenéis
- retienen
imperfecto
- retenía
- retenías
- retenía
- reteníamos
- reteníais
- retenían
indefinido
- retuve
- retuviste
- retuvo
- retuvimos
- retuvisteis
- retuvieron
fut. de ind.
- retendré
- retendrás
- retendrá
- retendremos
- retendréis
- retendrán
condic.
- retendría
- retendrías
- retendría
- retendríamos
- retendríais
- retendrían
pres. de subj.
- que retenga
- que retengas
- que retenga
- que retengamos
- que retengáis
- que retengan
imp. de subj.
- que retuviera
- que retuvieras
- que retuviera
- que retuviéramos
- que retuvierais
- que retuvieran
miscelánea
- ¡reten!
- ¡retened!
- ¡no retengas!
- ¡no retengáis!
- retenido
- reteniendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
-
el retener (aferrarse a)
Translation Matrix for retener:
Synonyms for "retener":
Wiktionary Translations for retener:
retener
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• retener | → verhinderen | ↔ abstain — hinder, withhold |
• retener | → detineren | ↔ detain — put under custody |
• retener | → onthouden | ↔ remember — to memorize |
• retener | → behouden | ↔ retain — to keep in possession or use |
• retener | → vaststellen | ↔ festhalten — deutlich erwähnen; in Erinnerung rufen |
Dutch
Detailed Translations for retén from Dutch to Spanish
reet:
Translation Matrix for reet:
Noun | Related Translations | Other Translations |
entalladura | barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing | boterham; inkeping; inkerving; insnijding; jaap; kartel; keep; kerf; kerfsnede; plak brood; snede; snee; sneetje |
escopladura | barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing | |
muesca | barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing | inkeping; inkerving; insnijding; jaap; keep; kerf; kerfsnede; snede; snee |
Related Words for "reet":
Wiktionary Translations for reet:
retén form of rijten:
-
rijten (openscheuren; losscheuren; openrijten)
Conjugations for rijten:
o.t.t.
- rijt
- rijt
- rijt
- rijten
- rijten
- rijten
o.v.t.
- reet
- reet
- reet
- reten
- reten
- reten
v.t.t.
- heb gereten
- hebt gereten
- heeft gereten
- hebben gereten
- hebben gereten
- hebben gereten
v.v.t.
- had gereten
- had gereten
- had gereten
- hadden gereten
- hadden gereten
- hadden gereten
o.t.t.t.
- zal rijten
- zult rijten
- zal rijten
- zullen rijten
- zullen rijten
- zullen rijten
o.v.t.t.
- zou rijten
- zou rijten
- zou rijten
- zouden rijten
- zouden rijten
- zouden rijten
en verder
- is gereten
- zijn gereten
diversen
- rijt!
- rijt!
- gereten
- rijtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for rijten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
rasgar | inscheuren; verscheuring | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
desgarrar | losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten | afrukken; afscheuren; ergens uitscheuren; inscheuren; scheuren; uit elkaar rukken; uit elkaar trekken; uiteentrekken |
desgarrarse | losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten | inscheuren; scheuren |
rasgar | losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten | afrukken; afscheuren; inscheuren; scheuren; uitrukken; uitscheuren |