Spanish
Detailed Translations for ropa de casa from Spanish to Dutch
ropa de casa: (*Using Word and Sentence Splitter)
- ropa: kleding; kleren; tenue; plunje; goed; garderobe; vestiaire; wasgoed; uitrusting; benodigde; versiering; klederdracht; outfit; dracht; uitzet; hangkast; monstering; outillage; uitmonstering; folkloristisch kostuum
- dar: geven; aangeven; afgeven; overgeven; overhandigen; aanreiken; toesteken; aanbieden; verlenen; doneren; schenken; cadeau geven; cadeau doen; verschaffen; verstrekken; ingeven; binnen gieten; iemand iets toedienen; verdelen; uitreiken; distribueren; ronddelen; draaien; wenden; meegeven; meesturen; zwenken; meezenden; toebrengen; toewijzen; toekennen; gunnen; ondervragen; uitkeren; toebedelen; verhoren; overhoren; uitvragen; uithoren; gunst verlenen; iets toekennen
- darse: spelen; optreden; performen; geven; schenken; doneren; gunnen; gunst verlenen
- dársela: verneuken
- casa: huis; perceel; verblijf; thuis; woning; residentie; woonhuis; gebouw; pand; bouwwerk; bedrijf; familie; onderneming; concern; stamhuis; bouwsel; geslacht; dynastie
- casar: trouwen; huwen; in het huwelijk treden; zich in de echt verbinden; zich verbinden
- casarse: trouwen; huwen; in het huwelijk treden; zich in de echt verbinden; uithuwelijken; zich verbinden; ten huwelijk geven; wegschenken; uithuwen
Wiktionary Translations for ropa de casa:
ropa de casa
noun