Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
viajar al trabajo:
-
Wiktionary:
viajar al trabajo → pendelen
-
Wiktionary:
Spanish
Detailed Translations for viajar al trabajo from Spanish to Dutch
viajar al trabajo: (*Using Word and Sentence Splitter)
- viajar: reizen; trekken; zwerven; rondreizen; bereizen
- al: bij; te; via; ter; bij de
- Trabajo: Werk
- trabajar: werken; arbeiden; leven; optreden; handelen; opereren; manipuleren; te werk gaan; procederen; spelen; performen
- trabajo: taak; inspanning; werkzaamheid; ambacht; werk; vak; beroep; functie; baan; positie; job; dienstbetrekking; hobby; bezigheid; baantje; arbeid; karwei; arbeidsplaats; loonwerk; loonarbeid; stiel; métier; prestatie; verrichting; gespeel; kinderspel; grote daad; broodwinning; kostwinning
Wiktionary Translations for viajar al trabajo:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• viajar al trabajo | → pendelen | ↔ commute — to regularly travel |