Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
asir:
-
Wiktionary:
asir → aanpakken, beetpakken, grijpen
asir → vastpakken, grijpen, bemachtigen, aangrijpen, vastgrijpen, vatten, halen, inslaan, teisteren, beetkrijgen, beetnemen, pakken, vangen -
Synonyms for "asir":
aferrar; coger; agarrar; atenazar; sujetar; amarrar; asegurar; afianzar; aprehender; aprisionar; empuñar
-
Wiktionary:
Spanish
Detailed Translations for asir from Spanish to Dutch
Spelling Suggestions for: asir
asir:
Synonyms for "asir":
Wiktionary Translations for asir:
asir
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• asir | → vastpakken; grijpen | ↔ grasp — to grip |
• asir | → bemachtigen; grijpen; aangrijpen; vastgrijpen | ↔ agripper — sens transitif |
• asir | → vatten; grijpen; halen; inslaan; teisteren; beetkrijgen; beetnemen; pakken; vangen; vastpakken; bemachtigen; aangrijpen; vastgrijpen | ↔ saisir — Prendre vivement. |
External Machine Translations:
Dutch