Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
desobedecer:
-
Wiktionary:
desobedecer → overtreden
desobedecer → inbreuk maken op, overtreden -
Synonyms for "desobedecer":
rebelarse; sublevarse; levantarse; insurreccionarse; resistir; oponerse
-
Wiktionary:
Spanish
Detailed Translations for desobedecer from Spanish to Dutch
desobedecer: (*Using Word and Sentence Splitter)
- dar: geven; aangeven; afgeven; overgeven; overhandigen; aanreiken; toesteken; aanbieden; verlenen; doneren; schenken; cadeau geven; cadeau doen; verschaffen; verstrekken; ingeven; binnen gieten; iemand iets toedienen; verdelen; uitreiken; distribueren; ronddelen; draaien; wenden; meegeven; meesturen; zwenken; meezenden; toebrengen; toewijzen; toekennen; gunnen; ondervragen; uitkeren; toebedelen; verhoren; overhoren; uitvragen; uithoren; gunst verlenen; iets toekennen
- obedecer: luisteren; gehoorzamen; gevolg geven aan
- darse: spelen; optreden; performen; geven; schenken; doneren; gunnen; gunst verlenen
- dársela: verneuken
desobedecer:
Synonyms for "desobedecer":
Wiktionary Translations for desobedecer:
desobedecer
Cross Translation:
verb
-
bepaalde denkbeeldige of daadwerkelijke lijnen te buiten gaan
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• desobedecer | → inbreuk maken op; overtreden | ↔ désobéir — Ne pas obéir, refuser d’obéir à quelqu’un, soit faire ce qui est défendre, être en ne faisant pas ce qui est commander, refuser de se soumettre à une volonté.. |