Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
incomodidad:
- ongemak; ongerief; soesa; overlast; moeite; hinder; last; verlegenheid; bedeesdheid; timiditeit; schroom; geslotenheid; schuwheid; onbehagen; onvrede; onaangenaamheid; ontevredenheid; misnoegen; onbehaaglijkheid; slepende ziekte; stoornis; kwaal; gêne; gegeneerdheid
- onbehagen; onvrede; misnoegen; onmin
-
Wiktionary:
- incomodidad → overlast
Spanish
Detailed Translations for incomodidad from Spanish to Dutch
incomodidad:
-
la incomodidad (inconveniente; molestia; molestias; mal)
-
la incomodidad (molestia; molestias; jaleo; estorbo)
-
la incomodidad (embarazo; retraimiento; carácter huraño; recato; timidez; empacho; carácter cerrado)
-
la incomodidad (malestar; molestia; disgusto; descontento; desazón; insatisfacción)
het onbehagen; de onvrede; de onaangenaamheid; de ontevredenheid; het misnoegen; de onbehaaglijkheid -
la incomodidad (dolencia; enfermedad; molestia; achaque; mal)
-
la incomodidad (empacho; embarazo; timidez)
-
el incomodidad (desagrado; disgusto; insatisfacción; malestar; descontento; discordia)
Translation Matrix for incomodidad:
Synonyms for "incomodidad":
Wiktionary Translations for incomodidad:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• incomodidad | → overlast | ↔ nuisance — minor annoyance or inconvenience |
External Machine Translations: