Bendición: translate Spanish

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

bendición:
- voorspoed; zegening; zaligheid; gezegende toestand; heil; zegen; zegenen; wijding; heilwens; heildronk; toost; toast; geroosterd brood; toostbrood
Wiktionary:
- bendición → zegen, voordeel, zegening

Spanish

Detailed Translations for bendición from Spanish to Dutch

la bendición (don; felicidad)
de voorspoed; de zegening; de zaligheid; gezegende toestand; het heil; de zegen; zegenen
- voorspoed [de ~ (m)] noun
- zegening [de ~ (v)] noun
- zaligheid [de ~ (v)] noun
- gezegende toestand [znw.] noun
- heil [het ~] noun
- zegen [de ~ (m)] noun, plural
- zegenen [znw.] noun
la bendición (bendiciones; gloria; salvación; delicia; consagración)
de voorspoed; de zegening; de zegen; het heil; zegenen; gezegende toestand; de wijding
- voorspoed [de ~ (m)] noun
- zegening [de ~ (v)] noun
- zegen [de ~ (m)] noun, plural
- heil [het ~] noun
- zegenen [znw.] noun
- gezegende toestand [znw.] noun
- wijding [de ~ (v)] noun
la bendición (felicitación)
de heilwens
- heilwens [de ~ (m)] noun
la bendición (brindis; tostada)
de heildronk; de toost
- heildronk [de ~ (m)] noun
- toost [de ~ (m)] noun
la bendición (pan tostado; tostada; brindis; canapé)
de toast; de toost; geroosterd brood; toostbrood
- toast [de ~ (m)] noun
- toost [de ~ (m)] noun
- geroosterd brood [znw.] noun
- toostbrood [znw.] noun

Noun	Related Translations	Other Translations
geroosterd brood	bendición; brindis; canapé; pan tostado; tostada
gezegende toestand	bendiciones; bendición; consagración; delicia; don; felicidad; gloria; salvación
heil	bendiciones; bendición; consagración; delicia; don; felicidad; gloria; salvación	afluencia; bienestar; bonanza; prosperidad; provecho; salud; éxito
heildronk	bendición; brindis; tostada
heilwens	bendición; felicitación
toast	bendición; brindis; canapé; pan tostado; tostada
toost	bendición; brindis; canapé; pan tostado; tostada
toostbrood	bendición; brindis; canapé; pan tostado; tostada
voorspoed	bendiciones; bendición; consagración; delicia; don; felicidad; gloria; salvación	afluencia; bienestar; bonanza; prosperidad; provecho; salud; éxito
wijding	bendiciones; bendición; consagración; delicia; gloria; salvación	consagración; inauguración; santificación
zaligheid	bendición; don; felicidad	beatitud; gloria; redención; reino de los cielos; salvación
zegen	bendiciones; bendición; consagración; delicia; don; felicidad; gloria; salvación
zegenen	bendiciones; bendición; consagración; delicia; don; felicidad; gloria; salvación
zegening	bendiciones; bendición; consagración; delicia; don; felicidad; gloria; salvación	consagración; inauguración; santificación
Verb	Related Translations	Other Translations
zegenen		consagrar; inaugurar; santificar

Cross Translation:

From	To	Via
• bendición	→ zegen	↔ blessing — divine or supernatural aid or reward
• bendición	→ voordeel; zegen	↔ boon — A blessing or benefit
• bendición	→ zegen; zegening	↔ Segen — rituell geäußerter Wunsch um Gottes Gnade/Beistand für jemanden oder etwas
• bendición	→ zegen; zegening	↔ Segen — Zustand des Glücks

External Machine Translations:

Remove Ads