Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
náusea:
-
Wiktionary:
náusea → misselijkheid
náusea → misselijkheid -
Synonyms for "náusea":
basca; arcada; ansia; desazón; angustia; vómito; repugnancia; asco; vomitado; devuelto
-
Wiktionary:
Spanish
Detailed Translations for náusea from Spanish to Dutch
náusea: (*Using Word and Sentence Splitter)
- ñu: gnoe; wildebeest; hertestier; hertepaard
- seña: tip; aanwijzing; vingerwijzing; vingerwenk; knipoog; seintje; oogwenk; gebaar; geste; wijzer; teken; sein; wenk
náusea:
Synonyms for "náusea":
Wiktionary Translations for náusea:
náusea
Cross Translation:
noun
-
vorm van onpasselijkheid die gepaard kan gaan met een neiging tot braken, als signaal van het lichaam dat er iets mis is of als reactie op iets onaangenaams
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• náusea | → misselijkheid | ↔ nausea — feeling of physical unwellness, usually with the desire to vomit |