Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
abordar:
- aanpakken; aanvatten; tekkelen; onderuithalen; grijpen; vastpakken; aanklampen; beetpakken; vastklampen; beetgrijpen; enteren; onderhanden nemen; ter sprake brengen; aanvoeren; entameren; aansnijden; opwerpen; aankaarten; te berde brengen; op tafel leggen; opperen; starten; openen; gesprek aanknopen; aanknopen
-
Wiktionary:
- abordar → aanklampen, aanleggen, aansnijden, enteren
- abordar → opstappen, aan boord gaan, instappen, enteren, aanpakken
Spanish
Detailed Translations for aborden from Spanish to Dutch
abordar:
-
abordar (coger; tomar; tratar; enfocar)
-
abordar (echar una zancadilla; emprender; tratar)
tekkelen; onderuithalen-
onderuithalen verb (haal onderuit, haalt onderuit, haalde onderuit, haalden onderuit, onderuit gehaald)
-
abordar (agarrar; coger; prender; agarrarse a)
-
abordar
-
abordar (emprender)
aanpakken; onderhanden nemen-
onderhanden nemen verb (neem onderhanden, neemt onderhanden, nam onderhanden, namen onderhanden, onderhanden genomen)
-
abordar (plantear)
ter sprake brengen; aanvoeren; entameren; aansnijden; opwerpen; aankaarten; te berde brengen; op tafel leggen; opperen-
ter sprake brengen verb (breng ter sprake, brengt ter sprake, bracht ter sprake, brachten ter sprake, tersprake gebracht)
-
entameren verb
-
te berde brengen verb (breng te berde, brengt te berde, bracht te berde, brachten te berde, bracht te berde)
-
op tafel leggen verb
-
-
abordar (trabar conversación; abrir; inaugurar; aumentar; lanzar)
ter sprake brengen; aansnijden; starten; entameren; openen; opwerpen; gesprek aanknopen; te berde brengen; aankaarten; aanknopen-
ter sprake brengen verb (breng ter sprake, brengt ter sprake, bracht ter sprake, brachten ter sprake, tersprake gebracht)
-
entameren verb
-
gesprek aanknopen verb
-
te berde brengen verb (breng te berde, brengt te berde, bracht te berde, brachten te berde, bracht te berde)
-
Conjugations for abordar:
presente
- abordo
- abordas
- aborda
- abordamos
- abordáis
- abordan
imperfecto
- abordaba
- abordabas
- abordaba
- abordábamos
- abordabais
- abordaban
indefinido
- abordé
- abordaste
- abordó
- abordamos
- abordasteis
- abordaron
fut. de ind.
- abordaré
- abordarás
- abordará
- abordaremos
- abordaréis
- abordarán
condic.
- abordaría
- abordarías
- abordaría
- abordaríamos
- abordaríais
- abordarían
pres. de subj.
- que aborde
- que abordes
- que aborde
- que abordemos
- que abordéis
- que aborden
imp. de subj.
- que abordara
- que abordaras
- que abordara
- que abordáramos
- que abordarais
- que abordaran
miscelánea
- ¡aborda!
- ¡abordad!
- ¡no abordes!
- ¡no abordéis!
- abordado
- abordando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Translation Matrix for abordar:
Synonyms for "abordar":
Wiktionary Translations for abordar:
abordar
Cross Translation:
verb
-
enteren
-
aanspreken
-
aan wal gaan liggen
-
ter sprake brengen
-
overnemen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• abordar | → opstappen; aan boord gaan; instappen | ↔ board — to step or climb |
• abordar | → enteren | ↔ board — nautical: to capture an enemy ship |
• abordar | → instappen | ↔ get in — to board |
• abordar | → aanpakken | ↔ tackle — to face or deal with attempting to overcome or fight down |