Translate abrigo from Spanish to Dutch

Remove Ads

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

abrigo:
- mantel; jas; overjas; afdak; luifel; bushalte; bushokje; abri; wachthuisje; buis; beeldbuis
abrigar:
- koesteren; afschermen; afdekken; beschermen; afschutten; beschutten
Wiktionary:
- abrigo → beveiliging, jas, overjas
- abrigo → mantel, jas, overjas, onderdak, heenkomen, schuilplaats, toeverlaat, toevlucht, toevluchtsoord, afdak, luifel, markies, zonnescherm, bunker, asiel, vrijplaats, wachthuisje, abri, schutdak
- abrigar → beschutten
- abrigar → induffelen, dekken, bedekken, beveiligen, in veiligheid brengen, veilig stellen, vrijwaren, behoeden, beschermen, gastvrijheid verlenen aan, onderdak bieden, onder dak brengen, beschutten

Spanish

Detailed Translations for abrigo from Spanish to Dutch

abrigo:

abrigo [el ~] noun

el abrigo
de mantel; de overjas
- mantel [de ~ (m)] noun
- overjas [de ~] noun
de jas
– kledingstuk dat je over je andere kleren draagt als je naar buiten gaat ¹
- jas [de ~ (m)] noun
  - koop maar een warme jas voor de winter¹
el abrigo (sobradillo; garita de centinela; cobertizo; pabellón; parada cubierta; portal; vestíbulo; pórtico)
het afdak; de luifel
- afdak [het ~] noun
- luifel [de ~] noun
el abrigo (parada del autobús; cobertizo; parada cubierta)
de bushalte; het bushokje; de abri
- bushalte [de ~] noun
- bushokje [het ~] noun
- abri [de ~ (m)] noun
el abrigo (escondrijo; refugio; tibieza; escondite; cobertizo; garita de centinela)
de abri; het wachthuisje
- abri [de ~ (m)] noun
- wachthuisje [het ~] noun
el abrigo (chaquetón; chaqueta; traje sastre; anorak)
de mantel; de overjas
- mantel [de ~ (m)] noun
- overjas [de ~] noun
el abrigo (tele; chaqueta; chaquetón)
de buis; de beeldbuis
- buis [de ~] noun
- beeldbuis [de ~] noun

Translation Matrix for abrigo:

Noun	Related Translations	Other Translations
abri	abrigo; cobertizo; escondite; escondrijo; garita de centinela; parada cubierta; parada del autobús; refugio; tibieza
afdak	abrigo; cobertizo; garita de centinela; pabellón; parada cubierta; portal; pórtico; sobradillo; vestíbulo
beeldbuis	abrigo; chaqueta; chaquetón; tele
buis	abrigo; chaqueta; chaquetón; tele	aparato de televisión; tele; televisión; televisor; tubo
bushalte	abrigo; cobertizo; parada cubierta; parada del autobús	parade de autobus
bushokje	abrigo; cobertizo; parada cubierta; parada del autobús
jas	abrigo	parka; rebeca
luifel	abrigo; cobertizo; garita de centinela; pabellón; parada cubierta; portal; pórtico; sobradillo; vestíbulo
mantel	abrigo; anorak; chaqueta; chaquetón; traje sastre
overjas	abrigo; anorak; chaqueta; chaquetón; traje sastre
wachthuisje	abrigo; cobertizo; escondite; escondrijo; garita de centinela; refugio; tibieza

Related Words for "abrigo":

abriga, abrigas

Synonyms for "abrigo":

abra; ensenada; cala; bahía; caleta; rada; refugio; broa; fiordo; anconada
barragán; gabardina; chaquetón; pelliza; tabardo; zamarra; capote; chaqueta
blindaje; coraza; defensa; protección; blinda; plancha
gabán; sobretodo; cobijo; asilo; cavidad; amparo; oquedad
golfo
guarida

Wiktionary Translations for abrigo:

abrigo

noun

de genomen maatregelen die er zo goed mogelijk voor zorgen dat er niets verkeerds gebeurt
- beveiliging → protección; abrigo; amparo; defensa
kleding|nld kledingstuk dat over andere kledingstukken gedragen wordt en die de romp en armen bedekt
- jas → abrigo
een jas die doorgaans als bescherming van de kleding wordt gebruikt
- overjas → abrigo; gabán; paletó; sobretodo

Cross Translation:

From	To	Via
• abrigo	→ mantel; jas	↔ coat — outer garment covering the upper torso and arms
• abrigo	→ jas; overjas	↔ paletot — A loose outer jacket, overcoat
• abrigo	→ onderdak	↔ shelter — a refuge or other protection
• abrigo	→ heenkomen; schuilplaats; toeverlaat; toevlucht; toevluchtsoord; afdak; luifel; markies; zonnescherm; bunker; asiel; vrijplaats; wachthuisje; abri; schutdak	↔ abri — Traductions à trier suivant le sens.
• abrigo	→ jas; mantel	↔ manteau — Vêtement
• abrigo	→ jas; overjas	↔ paletot — vêtement\|fr vêtement qui se porte par-dessus les autres vêtements.

abrigar:

abrigar verb

abrigar (acariciar; arrellanarse)
koesteren
- koesteren verb (koester, koestert, koesterde, koesterden, gekoesterd)
abrigar (encubrir; proteger; cubrir; tapar; cercar; guardar; camuflar; encerrar)
afschermen; afdekken; beschermen; afschutten; beschutten
- afschermen verb (scherm af, schermt af, schermde af, schermden af, afgeschermd)
- afdekken verb (dek af, dekt af, dekte af, dekten af, afgedekt)
- beschermen verb (bescherm, beschermt, beschermde, beschermden, beschermd)
- afschutten verb (schut af, schutte af, schutten af, afgeschut)
- beschutten verb (beschut, beschutte, beschutten, beschut)

Conjugations for abrigar:

presente

abrigo
abrigas
abriga
abrigamos
abrigáis
abrigan

imperfecto

abrigaba
abrigabas
abrigaba
abrigábamos
abrigabais
abrigaban

indefinido

abrigué
abrigaste
abrigó
abrigamos
abrigasteis
abrigaron

fut. de ind.

abrigaré
abrigarás
abrigará
abrigaremos
abrigaréis
abrigarán

condic.

abrigaría
abrigarías
abrigaría
abrigaríamos
abrigaríais
abrigarían

pres. de subj.

que abrigue
que abrigues
que abrigue
que abriguemos
que abriguéis
que abriguen

imp. de subj.

que abrigara
que abrigaras
que abrigara
que abrigáramos
que abrigarais
que abrigaran

miscelánea

¡abriga!
¡abrigad!
¡no abrigues!
¡no abriguéis!
abrigado
abrigando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Translation Matrix for abrigar:

Noun	Related Translations	Other Translations
afdekken		protección
afschermen		protección
afschutten		tabicar
beschermen		protección
koesteren		tratar con afecto
Verb	Related Translations	Other Translations
afdekken	abrigar; camuflar; cercar; cubrir; encerrar; encubrir; guardar; proteger; tapar	blindar; cubrir; recoger; recoger la mesa
afschermen	abrigar; camuflar; cercar; cubrir; encerrar; encubrir; guardar; proteger; tapar	echar el cerrojo
afschutten	abrigar; camuflar; cercar; cubrir; encerrar; encubrir; guardar; proteger; tapar	cerrar; poner una valla
beschermen	abrigar; camuflar; cercar; cubrir; encerrar; encubrir; guardar; proteger; tapar	amparar; conservar; defender; defensar; disimular; esconder; guardar; proteger; proteger con un sistema de seguridad; proveer de una instalación de alarma; salvaguardar
beschutten	abrigar; camuflar; cercar; cubrir; encerrar; encubrir; guardar; proteger; tapar	defender; defensar; disimular; esconder; guardar; proteger; salvaguardar
koesteren	abrigar; acariciar; arrellanarse

Synonyms for "abrigar":

albergar; tener; conservar; mantener
arropar; embozar; cubrir; tapar; arrebujar; amparar; cobijar; rozar; acariciar; roar; estrujar
atrincherar; blindar; amurallar; defender

Wiktionary Translations for abrigar:

abrigar

verb

beschermen, met name tegen weer en wind
- beschutten → proteger; abrigar