Translate dudaste from Spanish to Dutch

Remove Ads

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

dudar:
- aarzelen; twijfelen; weifelen; onzeker zijn; betwijfelen; schromen
Wiktionary:
- dudar → aarzelen, betwijfelen, twijfelen
- dudar → twijfelen, betwijfelen, aarzelen, in vraag stellen, talmen, dubben, in dubio staan, waggelen, wankelen, wiebelen, zwichten, schoorvoeten, schromen, weifelen

Spanish

Detailed Translations for dudaste from Spanish to Dutch

dudaste form of dudar:

dudar verb

dudar (vacilar)
aarzelen; twijfelen; weifelen
- aarzelen verb (aarzel, aarzelt, aarzelde, aarzelden, geaarzeld)
- twijfelen verb (twijfel, twijfelt, twijfelde, twijfelden, getwijfeld)
- weifelen verb (weifel, weifelt, weifelde, weifelden, geweifeld)
dudar (no estar seguro)
twijfelen; onzeker zijn
- twijfelen verb (twijfel, twijfelt, twijfelde, twijfelden, getwijfeld)
- onzeker zijn verb (ben onzeker, bent onzeker, is onzeker, was onzeker, waren onzeker, onzeker geweest)
dudar (vacilar; titubear)
betwijfelen
- betwijfelen verb (betwijfel, betwijfelt, betwijfelde, betwijfelden, betwijfeld)
dudar
schromen
- schromen verb (schroom, schroomt, schroomde, schroomden, geschroomd)

Conjugations for dudar:

presente

dudo
dudas
duda
dudamos
dudáis
dudan

imperfecto

dudaba
dudabas
dudaba
dudábamos
dudabais
dudaban

indefinido

dudé
dudaste
dudó
dudamos
dudasteis
dudaron

fut. de ind.

dudaré
dudarás
dudará
dudaremos
dudaréis
dudarán

condic.

dudaría
dudarías
dudaría
dudaríamos
dudaríais
dudarían

pres. de subj.

que dude
que dudes
que dude
que dudemos
que dudéis
que duden

imp. de subj.

que dudara
que dudaras
que dudara
que dudáramos
que dudarais
que dudaran

miscelánea

¡duda!
¡dudad!
¡no dudes!
¡no dudéis!
dudado
dudando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Translation Matrix for dudar:

Verb	Related Translations	Other Translations
aarzelen	dudar; vacilar	aplazar; demorar; demorarse; hacer más lento; retrasar; tardar; vacilar
betwijfelen	dudar; titubear; vacilar
onzeker zijn	dudar; no estar seguro
schromen	dudar
twijfelen	dudar; no estar seguro; vacilar
weifelen	dudar; vacilar	aplazar; demorar; demorarse

Synonyms for "dudar":

balancear; equilibrar; bambolear; contonear; menear; mover; ondular; oscilar; igualar; columpiar; mecer; titubear; vacilar; tambalearse; fluctuar

Wiktionary Translations for dudar:

dudar

verb

onzeker zijn, twijfelen
- aarzelen → vacilar; titubear; dudar
(overgankelijk) iets in twijfel trekken
- betwijfelen → dudar
na te gaan
- twijfelen → dudar

Cross Translation:

From	To	Via
• dudar	→ twijfelen; betwijfelen	↔ doubt — to lack confidence in something
• dudar	→ aarzelen	↔ hesitate — To stop or pause respecting decision or action
• dudar	→ in vraag stellen	↔ question — raise doubts about
• dudar	→ aarzelen; talmen	↔ zögern — (intransitiv) etwas aufschieben, nicht sofort tun
• dudar	→ dubben; in dubio staan; twijfelen; betwijfelen	↔ douter — Être dans l’incertitude, n’être pas sûr.
• dudar	→ waggelen; wankelen; wiebelen; zwichten; aarzelen; dubben; schoorvoeten; schromen; weifelen	↔ hésiter — Être incertain, indécis sur le parti, sur la résolution que l’on doit prendre.

External Machine Translations: