Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
exponer:
- zeggen; vertellen; beschrijven; uiteenzetten; verhalen; mededelen; presenteren; laten zien; tonen; vertonen; tentoonstellen; uitstallen; etaleren; ontmaskeren; blootleggen; onthullen; uitleggen; verduidelijken; ontvouwen; openbreken; openleggen; pronken; te kijk lopen met; pralen; geuren; exposeren; voor ogen brengen; belichten; met licht beschijnen; inzenden; insturen; uitsteken; opvallen; uitspringen; eruit springen; afsteken; in het oog lopen; tentoonspreiden; beschikbaar maken; posten
-
Wiktionary:
- exponer → belichten, blootstellen, etaleren, ontvouwen, tentoonstellen, uiteenzetten, vertonen
- exponer → vertonen, tonen, blootleggen, [[zichtbaar maken]], blootstellen, wijzen op, etaleren, tentoonstellen, uit de doeken doen, uitleggen
Spanish
Detailed Translations for exponer from Spanish to Dutch
exponer:
-
exponer (narrar; contar)
-
exponer (demostrar; enseñar; mostrar; presentar; hacer postura; expresar; exhibir)
-
exponer (exhibir; presentar)
-
exponer (desenmascarar; destapar; descubrir; presentar; exhibir)
-
exponer (explicar; detallar; ilustrar; aclarar; desplegar; manifestar; interpretar; elucidar; declarar; poner en claro)
-
exponer (abrir)
-
exponer (hacer ostentación de; ostentar; pavonearse; brillar; alardear de; desplegar; exhibir; alardear; hacer gala de; hacerse interesante; hacer alarde de)
-
exponer (exhibir)
-
exponer (exhibir; mostrar; enseñar; demostrar; representar; lucir; poner; revelar; manifestar; presentar; hacer la presentación de; ostentar)
-
exponer (iluminar; elucidar; explicar; aclarar; enfocar; reflejar; alumbrar; esclarecer)
-
exponer (enviar; contribuir; mandar)
-
exponer (llamar la atención; destacarse; saltar a la vista; ostentar; saltar; resaltar; brillar; sorprender; hacerse interesante; exhibir; descollar; extender; sobrepasar)
-
exponer (exhibir; mostrar; ostentar; alardear; alardear de)
tentoonspreiden; uitstallen-
tentoonspreiden verb (speid tentoon, speidt tentoon, speidde tentoon, speidden tentoon, tentoongespreid)
-
-
exponer
beschikbaar maken-
beschikbaar maken verb (maak beschikbaar, maakt beschikbaar, maakte beschikbaar, maakten beschikbaar, beschikbaar gemaakt)
-
-
exponer (publicar)
Conjugations for exponer:
presente
- expongo
- expones
- expone
- exponemos
- exponéis
- exponen
imperfecto
- exponía
- exponías
- exponía
- exponíamos
- exponíais
- exponían
indefinido
- expuse
- expusiste
- expuso
- expusimos
- expusisteis
- expusieron
fut. de ind.
- expondré
- expondrás
- expondrá
- expondremos
- expondréis
- expondrán
condic.
- expondría
- expondrías
- expondría
- expondríamos
- expondríais
- expondrían
pres. de subj.
- que exponga
- que expongas
- que exponga
- que expongamos
- que expongáis
- que expongan
imp. de subj.
- que expusiera
- que expusieras
- que expusiera
- que expusiéramos
- que expusierais
- que expusieran
miscelánea
- ¡expon!
- ¡exponed!
- ¡no expongas!
- ¡no expongáis!
- expuesto
- exponiendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Translation Matrix for exponer:
Synonyms for "exponer":
Wiktionary Translations for exponer:
exponer
Cross Translation:
verb
-
licht schijnen op iets
-
in aanraking doen komen met
-
(overgankelijk) uitstallen, tentoonspreiden
-
iets verklaren
-
voor een publiek toonbaar maken
-
een verklarende uitleg van iets geven
-
laten zien
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• exponer | → vertonen; tonen | ↔ exhibit — demonstrate |
• exponer | → blootleggen; [[zichtbaar maken]] | ↔ expose — to uncover, make visible, bring to daylight, introduce to |
• exponer | → blootstellen | ↔ expose — to subject photographic film to light thus ruining it or taking a picture if controlled |
• exponer | → wijzen op | ↔ aufweisen — einen Nachweis führen |
• exponer | → etaleren; tentoonstellen | ↔ ausstellen — zur Schau stellen |
• exponer | → uit de doeken doen; uitleggen | ↔ darlegen — anderen einen Sachverhalt präsentieren, vorstellen |