Spanish

Detailed Translations for lograron from Spanish to Dutch

lograron form of lograr:

lograr verb

  1. lograr (calar; alcanzar; llegar a; )
    bereiken; penetreren in; doordringen
    • bereiken verb (bereik, bereikt, bereikte, bereikten, bereikt)
    • doordringen verb (dring door, dringt door, drong door, drongen door, doorgedrongen)
  2. lograr (ingeniárselas; conseguir; hacérselas; )
    voor elkaar krijgen; klaarspelen; fiksen; flikken
    • klaarspelen verb (speel klaar, speelt klaar, speelde klaar, speelden klaar, klaargespeeld)
    • fiksen verb (fiks, fikst, fikste, fiksten, gefikst)
    • flikken verb (flik, flikt, flikte, flikten, geflikt)
  3. lograr
    ertoe komen
    • ertoe komen verb (kom ertoe, komt ertoe, kwam ertoe, kwamen ertoe, ertoe gekomen)

Conjugations for lograr:

presente
  1. logro
  2. logras
  3. logra
  4. logramos
  5. lográis
  6. logran
imperfecto
  1. lograba
  2. lograbas
  3. lograba
  4. lográbamos
  5. lograbais
  6. lograban
indefinido
  1. logré
  2. lograste
  3. logró
  4. logramos
  5. lograsteis
  6. lograron
fut. de ind.
  1. lograré
  2. lograrás
  3. logrará
  4. lograremos
  5. lograréis
  6. lograrán
condic.
  1. lograría
  2. lograrías
  3. lograría
  4. lograríamos
  5. lograríais
  6. lograrían
pres. de subj.
  1. que logre
  2. que logres
  3. que logre
  4. que logremos
  5. que logréis
  6. que logren
imp. de subj.
  1. que lograra
  2. que lograras
  3. que lograra
  4. que lográramos
  5. que lograrais
  6. que lograran
miscelánea
  1. ¡logra!
  2. ¡lograd!
  3. ¡no logres!
  4. ¡no logréis!
  5. logrado
  6. logrando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Translation Matrix for lograr:

NounRelated TranslationsOther Translations
flikken chocolatito
VerbRelated TranslationsOther Translations
bereiken acercarse; alcanzar; allegarse; calar; llegar a; lograr; obtener; penetrar
doordringen acercarse; alcanzar; allegarse; calar; llegar a; lograr; obtener; penetrar acceder; adentrar; caer en; caerse; derrumbarse; entrar; entrar de paso; entrar en; filtrarse; penetrar; perforar; perforarse
ertoe komen lograr
fiksen apañárselas; arreglárselas; conseguir; hacérselas; ingeniárselas; lograr; manejárselas arreglar; arreglarse; corregir; fijar; modificar; reajustar; remendar; reparar; restaurar
flikken apañárselas; arreglárselas; conseguir; hacérselas; ingeniárselas; lograr; manejárselas jugar a uno una mala pasada
klaarspelen apañárselas; arreglárselas; conseguir; hacérselas; ingeniárselas; lograr; manejárselas arreglarse; efectuar; ejecutar; realizar
penetreren in acercarse; alcanzar; allegarse; calar; llegar a; lograr; obtener; penetrar
voor elkaar krijgen apañárselas; arreglárselas; conseguir; hacérselas; ingeniárselas; lograr; manejárselas arreglarse; componer; confeccionar; efectuar; ejecutar; ganar; plasmar; realizar; remendar; reparar

Synonyms for "lograr":


Wiktionary Translations for lograr:

lograr
verb
  1. het doen ontstaan uit niets

Cross Translation:
FromToVia
lograr volbrengen accomplish — to finish successfully
lograr realiseren; bereiken achieve — to carry out successfully; to accomplish
lograr realiseren; bereiken; verwerven; winnen; verkrijgen achieve — to obtain, or gain as the result of exertion
lograr bereiken; gemaakt arrive — to obtain a level of success or fame
lograr bereiken; realiseren attain — to accomplish; to achieve
lograr verwezenlijken; bewerkstelligen bring about — To accomplish
lograr bereiken erreichen — zu einem Ziel gelangen; seine Wünsche durchsetzen
lograr scheppen schaffen — etwas künstlerisch oder handwerklich erzeugen
lograr slagen schaffen — etwas zu Ende bringen, bestehen, eine Aufgabe bewältigen
lograr resulteren; uitkomen; volgen; voortkomen; voortspruiten; voortvloeien; belenden; grenzen aan; besturen; brengen; leiden; geleiden; voeren; uitgaan; uitlopen; uitstappen; uitstijgen; uittreden; bereiken; behalen; inhalen; reiken tot; leiden tot; uitdraaien op; uitlopen op aboutirtoucher par un bout.
lograr aankomen; arriveren; bereiken; overkomen; doorkomen; klaarspelen; slagen; slagen voor; aan de hand zijn; gebeuren; geschieden; voorkomen; voorvallen; aanbelanden; aanlanden; terechtkomen arriverparvenir à destination. — note Sans complément, on sous-entend que la destination est le lieu où se tient le locuteur.
lograr buitmaken; behalen; verkrijgen; verwerven; deelachtig worden; krijgen obtenir — Se faire accorder par tel ou tel moyen une chose que l’on désirer.
lograr doorkomen; klaarspelen; slagen; slagen voor; erin slagen réussir — Avoir une bonne ou une mauvaise issue.

External Machine Translations: