Summary
Spanish to Dutch:   more detail...
  1. resarcir:


Spanish

Detailed Translations for resarcir from Spanish to Dutch

resarcir:

resarcir verb

  1. resarcir (indemnizar)
    terugbetalen; vergoeden; schadeloosstellen; afkopen
    • terugbetalen verb (betaal terug, betaalt terug, betaalde terug, betaalden terug, terugbetaald)
    • vergoeden verb (vergoed, vergoedt, vergoedde, vergoedden, vergoed)
    • schadeloosstellen verb (stel schadeloos, stelt schadeloos, stelde schadeloos, stelden schadeloos, schadeloosgesteld)
    • afkopen verb (koop af, koopt af, kocht af, kochten af, afgekocht)

Translation Matrix for resarcir:

NounRelated TranslationsOther Translations
afkopen rescate
vergoeden arreglo; compensación; restitución
VerbRelated TranslationsOther Translations
afkopen indemnizar; resarcir indemnizar
schadeloosstellen indemnizar; resarcir indemnizar
terugbetalen indemnizar; resarcir
vergoeden indemnizar; resarcir compensar; recompensar; remunerar; resarcir de

Synonyms for "resarcir":


Related Translations for resarcir