Home ->Dictionaries ->Spanish/Dutch ->Translate truncar

Translate truncar from Spanish to Dutch

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

truncar:
- inperken; beknotten
Wiktionary:
- truncar → afsnijden
- truncar → knotten, beknotten, verkorten, inkorten, bekorten, kortwieken, afhakken, afkappen, afronden, naar, beneden, aftrekken, afnemen, afpakken, weghalen, wegnemen, afsnijden, afsteken, afhalen, rissen, ritsen, aftellen, inhouden, korten

Spanish

Detailed Translations for truncar from Spanish to Dutch

truncar:

truncar verb

truncar (recortar; limitar)
inperken; beknotten
- inperken verb (perk in, perkt in, perkte in, perkten in, ingeperkt)
- beknotten verb (beknot, beknotte, beknotten, beknot)

Translation Matrix for truncar:

Verb	Related Translations	Other Translations
beknotten	limitar; recortar; truncar	acorralar; acotar; apear; cercar; cercenar; cerrar; colocar; depositar; derrocar; deslindar; destituir; destronar; encerrar; estafar; limitar; recortar; reducir; vallar
inperken	limitar; recortar; truncar	acorralar; aislar; atenuar; comprimir; contener; encapsular; encauzar; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; neutralizar; reducir; reducirse; restringir

Wiktionary Translations for truncar:

truncar

verb

ergens een stuk vanaf halen
- afsnijden → cortar; cercenar; amputar; truncar

Cross Translation:

From	To	Via
• truncar	→ knotten; beknotten; verkorten; inkorten; bekorten; kortwieken	↔ curtail — to cut short an animal's tail
• truncar	→ afhakken; afkappen	↔ truncate — shorten something as if by cutting off part of it
• truncar	→ afronden; naar; beneden	↔ truncate — shorten a decimal number by removing trailing (or leading) digits; to chop
• truncar	→ aftrekken; afnemen; afpakken; weghalen; wegnemen; afsnijden; afsteken; afhalen; rissen; ritsen; aftellen; inhouden; korten	↔ retrancher — Traductions à vérifier et à trier