Translate violará from Spanish to Dutch

Remove Ads

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

violar:
- schenden; ontwijden; ontheiligen; verkrachten; aanranden; overtreden; inbreuk maken; onteren; geweld gebruiken; misbruiken; zich aan iemand vergrijpen
- aanranden
Wiktionary:
- violar → aanranden, overtreden
- violar → verkrachten, schenden

Spanish

Detailed Translations for violará from Spanish to Dutch

violar:

violar verb

violar (profanar; deshonrar)
schenden; ontwijden; ontheiligen
- schenden verb (schend, schendt, schond, schonden, geschonden)
- ontwijden verb (ontwijd, ontwijdt, ontwijdde, ontwijdden, ontwijd)
- ontheiligen verb (ontheilig, ontheiligt, ontheiligde, ontheiligden, ontheiligd)
violar
verkrachten; aanranden
- verkrachten verb (verkracht, verkrachtte, verkrachtten, verkracht)
- aanranden verb (rand aan, randt aan, randde aan, randden aan, aangerand)
violar
overtreden; inbreuk maken
- overtreden verb (overtreed, overtreedt, overtrad, overtraden, overtreden)
- inbreuk maken verb (maak inbreuk, maakt inbreuk, maakte inbreuk, maakten inbreuk, inbreuk gemaakt)
violar (deshonrar; forzar; atacar)
onteren; ontwijden
- onteren verb (onteer, onteert, onteerde, onteerden, onteerd)
- ontwijden verb (ontwijd, ontwijdt, ontwijdde, ontwijdden, ontwijd)
violar (quebrantar; avanzar; imponer; atacar; arrebatar; forzar; asaltar; atracar; agraviar; infringir; asediar)
geweld gebruiken
- geweld gebruiken verb
violar (abusar; abusar de)
misbruiken
- misbruiken verb (misbruik, misbruikt, misbruikte, misbruikten, misbruikt)
violar (atentar; asaltar)
zich aan iemand vergrijpen
- zich aan iemand vergrijpen verb

Conjugations for violar:

presente

violo
violas
viola
violamos
violáis
violan

imperfecto

violaba
violabas
violaba
violábamos
violabais
violaban

indefinido

violé
violaste
violó
violamos
violasteis
violaron

fut. de ind.

violaré
violarás
violará
violaremos
violaréis
violarán

condic.

violaría
violarías
violaría
violaríamos
violaríais
violarían

pres. de subj.

que viole
que violes
que viole
que violemos
que violéis
que violen

imp. de subj.

que violara
que violaras
que violara
que violáramos
que violarais
que violaran

miscelánea

¡viola!
¡violad!
¡no violes!
¡no violéis!
violado
violando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

violar [el ~] noun

el violar
aanranden
- aanranden [znw.] noun

Translation Matrix for violar:

Noun	Related Translations	Other Translations
aanranden	violar
Verb	Related Translations	Other Translations
aanranden	violar	violar a una mujer
geweld gebruiken	agraviar; arrebatar; asaltar; asediar; atacar; atracar; avanzar; forzar; imponer; infringir; quebrantar; violar
inbreuk maken	violar
misbruiken	abusar; abusar de; violar
onteren	atacar; deshonrar; forzar; violar
ontheiligen	deshonrar; profanar; violar
ontwijden	atacar; deshonrar; forzar; profanar; violar
overtreden	violar
schenden	deshonrar; profanar; violar
verkrachten	violar
zich aan iemand vergrijpen	asaltar; atentar; violar

Synonyms for "violar":

abusar; excederse; extralimitarse; pasarse; aprovecharse; atropellar; explotar; maltratar; forzar; propasarse
atentar; vulnerar; quebrantar; infringir; traspasar; transgredir; burlar
barrenar
violentar; obligar

Wiktionary Translations for violar:

violar

verb

verkrachten
- aanranden → violar; violentar; forzar
bepaalde denkbeeldige of daadwerkelijke lijnen te buiten gaan
- overtreden → violar; contravenir; desobedecer

Cross Translation:

From	To	Via
• violar	→ verkrachten	↔ rape — force sexual intercourse
• violar	→ schenden	↔ violate — to break or fail to act by rules
• violar	→ schenden	↔ violer — Enfreindre, porter atteinte à, attenter à
• violar	→ verkrachten	↔ violer — Avoir un rapport sexuel avec quelqu’un sans son consentement

External Machine Translations: