Séparation: translate French

Summary

French to Dutch: more detail...

séparation:
- segregatie; scheiding; verbreking; afscheiding; isolering; afzondering; hekwerk; hek; beschot; tussenmuur; schot; tussenschot; uiteengaan; wondvocht; tussenmuurtje; filtering; schifting
- splitten
Wiktionary:
- séparation → afscheiding
- séparation → scheiding

French

Detailed Translations for séparation from French to Dutch

la séparation (ségrégation)
de segregatie; de scheiding; de verbreking
- segregatie [de ~ (v)] noun
- scheiding [de ~ (v)] noun
- verbreking [de ~ (v)] noun
la séparation (isolement; retraite; réclusion)
de afscheiding; de isolering; de afzondering
- afscheiding [de ~ (v)] noun
- isolering [de ~ (v)] noun
- afzondering [de ~ (v)] noun
la séparation (treillage; grille; sécrétion)
de afscheiding; het hekwerk; het hek
- afscheiding [de ~ (v)] noun
- hekwerk [het ~] noun
- hek [het ~] noun
la séparation (cloison; paroi; mur mitoyen)
de afscheiding; het beschot; de tussenmuur; de schot; het tussenschot
- afscheiding [de ~ (v)] noun
- beschot [het ~] noun
- tussenmuur [de ~ (m)] noun
- schot [de ~ (m)] noun
- tussenschot [het ~] noun
la séparation
uiteengaan
- uiteengaan [znw.] noun
la séparation (sécrétion)
de afscheiding; wondvocht
- afscheiding [de ~ (v)] noun
- wondvocht [znw.] noun
la séparation (mur mitoyen)
het tussenmuurtje
- tussenmuurtje [het ~] noun
la séparation (filtrage; réclusion; isolement)
de filtering; de schifting
- filtering [de ~ (v)] noun
- schifting [de ~ (v)] noun

Noun	Related Translations	Other Translations
afscheiding	cloison; grille; isolement; mur mitoyen; paroi; retraite; réclusion; sécrétion; séparation; treillage	bifurcation; schisme; scission
afzondering	isolement; retraite; réclusion; séparation
beschot	cloison; mur mitoyen; paroi; séparation	boisage; boiserie; décoration en bois; lambris; lambrissage; lattage; revêtement
filtering	filtrage; isolement; réclusion; séparation
hek	grille; sécrétion; séparation; treillage
hekwerk	grille; sécrétion; séparation; treillage	clôture; grillage; grille; palissade; treillage; treillis
isolering	isolement; retraite; réclusion; séparation
scheiding	ségrégation; séparation
schifting	filtrage; isolement; réclusion; séparation	acidification; assortiment; choix; fait d'aigrir; sélection
schot	cloison; mur mitoyen; paroi; séparation
segregatie	ségrégation; séparation
splitten	séparation
tussenmuur	cloison; mur mitoyen; paroi; séparation	cloison; mur de démarcation; mur de séparation; mur mitoyen; mur séparateur
tussenmuurtje	mur mitoyen; séparation
tussenschot	cloison; mur mitoyen; paroi; séparation
uiteengaan	séparation
verbreking	ségrégation; séparation	interférence; interruption; intervention
wondvocht	sécrétion; séparation
Verb	Related Translations	Other Translations
uiteengaan		cliver; dire adieu à; dissocier; se séparer; séparer

séparation

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• séparation	→ scheiding	↔ separation — act of disuniting two or more things