French
Detailed Translations for à jamais from French to Dutch
à jamais: (*Using Word and Sentence Splitter)
- A: EVERYONE; A
- avoir: hebben; bezitten; beschikken over; in eigendom hebben; afzetten; bedriegen; oplichten; misleiden; belazeren; bedonderen; besodemieteren; beduvelen; zwendelen; bezit; tegoed; baten; activa; vermogen; geldelijk vermogen; creditnota
- à: naar; toe; naar toe; in; te; van; aan; bij; erbij; erop; ergens naartoe; via; ter; à; daaraan
- ça: het
- jamais: nooit; geen sprake van; geenszins; welnee; eenmaal
Wiktionary Translations for à jamais:
Related Translations for à jamais
Dutch