Summary
French to Dutch:   more detail...
  1. outrer:
  2. Wiktionary:


French

Detailed Translations for outrer from French to Dutch

outrer:

outrer verb

  1. outrer (exagérer; souligner; charger; )
    overdrijven; opkloppen; opblazen; aandikken; opschroeven; overdreven voorstellen
    • overdrijven verb (overdrijf, overdrijft, overdreef, overdreven, overdreven)
    • opkloppen verb (klop op, klopt op, klopte op, klopten op, opgeklopt)
    • opblazen verb (blaas op, blaast op, blies op, bliezen op, opgeblazen)
    • aandikken verb (dik aan, dikt aan, dikte aan, dikten aan, aangedikt)
    • opschroeven verb (schroef op, schroeft op, schroefde op, schroefden op, opgeschroefd)

Translation Matrix for outrer:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aandikken charger; enfler; exagérer; grossir; outrer; renforcer; souligner exagérer; grossir; renforcer
opblazen charger; enfler; exagérer; grossir; outrer; renforcer; souligner bomber; bouffer; enfler; exagérer; exploser; gonfler; grossir; renforcer; se ballonner; se gonfler
opkloppen charger; enfler; exagérer; grossir; outrer; renforcer; souligner exagérer; grossir; renforcer
opschroeven charger; enfler; exagérer; grossir; outrer; renforcer; souligner augmenter; faire monter beaucoup; gonfler; hausser; majorer; pousser
overdreven voorstellen charger; enfler; exagérer; grossir; outrer; renforcer; souligner
overdrijven charger; enfler; exagérer; grossir; outrer; renforcer; souligner accuser; exagérer; grossir; incriminer; inculper; renforcer
OtherRelated TranslationsOther Translations
opblazen sauter

Synonyms for "outrer":


Wiktionary Translations for outrer:


Cross Translation:
FromToVia
outrer overdrijven exaggerate — to overstate, to describe more than is fact