French
Detailed Translations for à part ça from French to Dutch
à part ça: (*Using Word and Sentence Splitter)
- A: EVERYONE; A
- avoir: hebben; bezitten; beschikken over; in eigendom hebben; afzetten; bedriegen; oplichten; misleiden; belazeren; bedonderen; besodemieteren; beduvelen; zwendelen; bezit; tegoed; baten; activa; vermogen; geldelijk vermogen; creditnota
- à: naar; toe; naar toe; in; te; van; aan; bij; erbij; erop; ergens naartoe; via; ter; à; daaraan
- ça: het
- part: onderdeel; deel; stuk; element; component; bestanddeel; ingrediënt; fractie; basisbestanddeel; part; bijdrage; aandeel; inbreng; deeltje; onderdeeltje; portie; dosis; segment; rantsoen; noodrantsoen
- partir: gaan; weggaan; opstappen; opbreken; vertrekken; verlaten; zich begeven; verwijderen; smeren; afsteken; afvaren; wegvaren; beginnen; starten; aanvangen; van start gaan; vallen; sterven; overlijden; doodgaan; wegvallen; omkomen; bezwijken; sneuvelen; inslapen; heengaan; verdwijnen; wegtrekken; afreizen; wegreizen; weglopen; lopend weggaan; aanbreken; een begin nemen; terugtrekken; aftreden; uittreden; uitzeilen
- à part: bijzonder; apart; uniek; enig; onvergelijkbaar; onvergelijkelijk; enig in zijn soort; buiten; behalve; uitgezonderd; met uitsluiting van; gescheiden; separaat; los van elkaar; afzonderlijk; afgescheiden; gesepareerd; zijwaarts; naar opzij; vreemd; typisch; ongewoon; bizar; merkwaardig; eigenaardig; behoudens; excentriek; curieus; zonderling; buitenissig
- CA: wisselstroom; asymmetrische versleuteling; AE; algoritme van asymmetrische sleutel; openbare-sleutelversleuteling
- ca.: ca.
Wiktionary Translations for à part ça:
Related Translations for à part ça
Dutch