Summary
French to Dutch: more detail...
-
touche-à-tout:
-
Wiktionary:
touche-à-tout → bemoeial
touche-à-tout → bemoeial, duizendpoot -
Synonyms for "touche-à-tout":
mêle-tout
-
Wiktionary:
French
Detailed Translations for touche-à-tout from French to Dutch
touche-à-tout: (*Using Word and Sentence Splitter)
- touche: zijlijn; toets
- toucher: verdienen; voelen; aanraken; beïnvloeden; treffen; beroeren; contact; aanraking; betreffen; raken; aangaan; slaan op; betasten; bevoelen; toucheren; aanslag; impact; ontroeren; ontmoeten; tegenkomen; grenzen; grenzen aan; opvangen; iets verduren; aangrijpen; beginnen; verkrijgen; starten; verwerven; innen; incasseren; aanvangen; van start gaan; geld in ontvangst nemen; aanstippen; aanroeren; even aanraken; sensatie; prikkeling; zintuiglijke gewaarwording; ondernemen; bekomen; tastzin; zich hervinden; gevoelszin
- touché: ontroerd; getroffen; aangeschoten; gewond; geraakt; gekwetst; aangeslagen; kapot van; aangegrepen; gevoelig; emotioneel; onthutst; perplex; ontsteld; paf; aangedaan; bewogen; geroerd; gepassioneerd; geëmotioneerd; gevoelvol
- A: A; EVERYONE
- avoir: hebben; bezitten; beschikken over; in eigendom hebben; afzetten; bedriegen; oplichten; misleiden; belazeren; bedonderen; besodemieteren; beduvelen; zwendelen; bezit; tegoed; baten; activa; vermogen; geldelijk vermogen; creditnota
- à: naar; toe; naar toe; in; te; van; aan; bij; erbij; erop; ergens naartoe; via; ter; à; daaraan
- ça: het
- tout: alles; allemaal; alle; gehele; ruimte; heelal; universum; wereldruimte
touche-à-tout:
Synonyms for "touche-à-tout":
Wiktionary Translations for touche-à-tout:
touche-à-tout
Cross Translation:
noun
-
iemand die zich bemoeit met zaken van anderen
- bemoeial → touche-à-tout; Quelqu'un qui se mêle d'autres
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• touche-à-tout | → bemoeial | ↔ busybody — someone who interferes with others |
• touche-à-tout | → duizendpoot | ↔ jack of all trades — one competent in many endeavors |