Summary
French to Dutch: more detail...
-
parentalité:
-
Wiktionary:
parentalité → ouderschap
parentalité → ouderschap
-
Wiktionary:
French
Detailed Translations for parentalité from French to Dutch
parentalité: (*Using Word and Sentence Splitter)
- parent: ouder; familielid; bloedverwant; erfgenaam; geallieerd; soortgenoot; stamverwant; bovenliggend; bovenliggend item
- alité: bedlegerig; bedlegerige
- parenté: verwantschap; familielid; bloedverwant; band; verband; relatie; verbinding; samenhang; correlatie; stamverwantschap; aanverwantschap
- parer: weren; afweren; pareren; opmaken; optutten; opsmukken; make-up aanbrengen; verdedigen; verweren; kleden; verfraaien; optuigen; verluchten; zich kleden; tooien; opsieren; optooien; opschikken; uitmonsteren; zich mooi maken; zich uitdossen; zich tooien; zich uitmonsteren
Wiktionary Translations for parentalité:
parentalité
Cross Translation:
noun
-
Action parentale, le fait d’agir et de s’affirmer en tant que parents.
- parentalité → ouderschap
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• parentalité | → ouderschap | ↔ parenthood — state of being parent |