Summary
French to Dutch: more detail...
-
cours de langue:
-
Wiktionary:
cours de langue → taalcursus, taalles
-
Wiktionary:
French
Detailed Translations for cours de langue from French to Dutch
cours de langue: (*Using Word and Sentence Splitter)
- courir: rennen; hardlopen; hollen; sprinten; pezen; draven; hard rennen; racen; motorracen; snellen; hardrijden; reppen; jachten; spoeden; jakkeren; galopperen; azen; prooizoeken; opjagen
- cours: les; lesuur; cursus; studie; leergang; kursus; onderwijs; instructie; onderricht; onderrichting; college; universitaire les; verloop; voortgang; vordering; vooruitgang; progressie; ontwikkelingsgang; leer; lering; leerstuk; leerstelling; geloofsleer; beloop; koersen; aandelenkoersen; algemeenheid; hofjes; speelpleinen; speelplaatsen; gangbaarheid; gebruikelijkheid; schoolpleinen; kleine huisjes om binnenplein
- de: van; vanaf; per; uit; weg; vanaf deze plaats; in; te; aan; bij; erbij; erop; van de zijde van
- dé: dobbelsteen; teerling
- langue: taal; spraak; taalvaardigheid; taalbeheersing
Spelling Suggestions for: cours de langue
Wiktionary Translations for cours de langue:
cours de langue
noun
-
een cursus met als doel, het aanleren van een taal
-
een les met als doel, het aanleren van een taal
External Machine Translations:
Related Translations for cours de langue
Dutch
Detailed Translations for cours de langue from Dutch to French
External Machine Translations: