Summary
French to Dutch: more detail...
-
bouche-trou:
-
Wiktionary:
bouche-trou → invaller -
Synonyms for "bouche-trou":
remplaçant; utilité; intérimaire
-
Wiktionary:
French
Detailed Translations for bouche-trou from French to Dutch
bouche-trou: (*Using Word and Sentence Splitter)
- bouche: mond
- boucher: slager; vleeshouwer; stoppen; gaten dichten; gaten stoppen; dichten; breeuwen; afsluiten; slachter; kurken; naar einde toewerken; dichtkurken
- bouché: verstopt; gedicht; afgedicht
- bouchée: hapje; tussendoortje; snack; hap; bonbon; chocolaatje; mondvol
- trou: gat; opening; bres; kuil; uitholling; oogje; oog orgaan; lek; lekken; luchtkanaal; ventilatiekanaal; luchtkoker; luchtgat; luchtbuis; tussenuur; uithoek; vrije uur; steenkuilen
- troué: doorbreken; doorbraak; doorbreking; stuk; kapot; beschadigd; gebarsten; dijkbreuk
bouche-trou:
Synonyms for "bouche-trou":
Wiktionary Translations for bouche-trou:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bouche-trou | → invaller | ↔ Lückenbüßer — Person/Organisation oder Sache, die als „zweite Wahl“ die Funktion/Rolle einer anderen übernimmt, die diese Funktion/Rolle aus irgendeinem Grund nicht ausübt |