French

Detailed Translations for abris from French to Dutch

abris:

abris [le ~] noun

  1. l'abris (auvents; refuges)
    de luifels
  2. l'abris (auvents; appentis)
    de afdaken
  3. l'abris (cachettes)
    de schuilhoeken
  4. l'abris (abribus)
    de wachthuisjes
  5. l'abris
    schuilholen
  6. l'abris (cachettes; gîtes; logements; refuges; hébergements)
    de onderkomens; de toevluchtsoorden; de schuilplaatsen; onderdaken

Translation Matrix for abris:

NounRelated TranslationsOther Translations
afdaken abris; appentis; auvents
luifels abris; auvents; refuges
onderdaken abris; cachettes; gîtes; hébergements; logements; refuges
onderkomens abris; cachettes; gîtes; hébergements; logements; refuges
schuilhoeken abris; cachettes
schuilholen abris
schuilplaatsen abris; cachettes; gîtes; hébergements; logements; refuges
toevluchtsoorden abris; cachettes; gîtes; hébergements; logements; refuges
wachthuisjes abribus; abris guérites