Translate acquittement from French to Dutch

Remove Ads

Summary

French to Dutch: more detail...

acquittement:
- afhandeling; afdoening; afbetaling; aanzuivering; verrekening; afrekening; vereffening; afrekenen; vrijspraak; vereffenen; afwikkeling; kwijting; afbetalen; aflossen; betalen; dokken; voldoen; compensatie; tegemoetkoming
Wiktionary:
- acquittement → effening, kwijting, kwijtschelding, vereffening, absolutie, vrijspraak

French

Detailed Translations for acquittement from French to Dutch

acquittement:

acquittement [le ~] noun

l'acquittement (arrangement; règlement)
de afhandeling; de afdoening
- afhandeling [de ~ (v)] noun
- afdoening [de ~ (v)] noun
l'acquittement (règlement)
de afbetaling
- afbetaling [de ~ (v)] noun
l'acquittement (règlement)
de aanzuivering
- aanzuivering [de ~ (v)] noun
l'acquittement (règlement; paiement)
de verrekening; de afrekening; de vereffening
- verrekening [de ~ (v)] noun
- afrekening [de ~ (v)] noun
- vereffening [de ~ (v)] noun
l'acquittement
de verrekening; de afrekening; de vereffening; afrekenen
- verrekening [de ~ (v)] noun
- afrekening [de ~ (v)] noun
- vereffening [de ~ (v)] noun
- afrekenen [znw.] noun
l'acquittement
de vrijspraak
- vrijspraak [de ~] noun
l'acquittement
vereffenen; afrekenen
- vereffenen [znw.] noun
- afrekenen [znw.] noun
l'acquittement (liquidation; règlement)
de afwikkeling
- afwikkeling [de ~ (v)] noun
l'acquittement (paiement)
de kwijting
- kwijting [de ~ (v)] noun
l'acquittement (remboursement; payement)
afbetalen; aflossen
- afbetalen [znw.] noun
- aflossen [znw.] noun
l'acquittement (paiement; remboursement; règlement; contribution)
betalen; het dokken; voldoen
- betalen [znw.] noun
- dokken [het ~] noun
- voldoen [znw.] noun
l'acquittement (compensation; indemnité; participation aux frais; dédommagement; restitution; réparation)
de compensatie; de tegemoetkoming
- compensatie [de ~ (v)] noun
- tegemoetkoming [de ~ (v)] noun

Translation Matrix for acquittement:

Noun	Related Translations	Other Translations
aanzuivering	acquittement; règlement
afbetalen	acquittement; payement; remboursement
afbetaling	acquittement; règlement
afdoening	acquittement; arrangement; règlement
afhandeling	acquittement; arrangement; règlement
aflossen	acquittement; payement; remboursement
afrekenen	acquittement
afrekening	acquittement; paiement; règlement	compte; décompte; règlement de compte
afwikkeling	acquittement; liquidation; règlement
betalen	acquittement; contribution; paiement; remboursement; règlement
compensatie	acquittement; compensation; dédommagement; indemnité; participation aux frais; restitution; réparation	compensation; rémunération
dokken	acquittement; contribution; paiement; remboursement; règlement
kwijting	acquittement; paiement
tegemoetkoming	acquittement; compensation; dédommagement; indemnité; participation aux frais; restitution; réparation	allocation; avance; gratification; indemnité; participation aux frais; subvention
vereffenen	acquittement
vereffening	acquittement; paiement; règlement	accommodement; accord; arrangement; assimilation; comparaison; nivellement; règlement; règlement des dommages; réglementation; égalisation; équation
verrekening	acquittement; paiement; règlement
voldoen	acquittement; contribution; paiement; remboursement; règlement
vrijspraak	acquittement
Verb	Related Translations	Other Translations
afbetalen		acquitter; payer; régler
aflossen		acquitter; amortir; changer; innover; rembourser; remettre; remettre en place; remplacer; renouveler; replacer; régler; rénover; se substituer à
afrekenen		acquitter; payer; régler; rémunérer; rétribuer
betalen		achever; acquitter; assimiler; indemniser; niveler; payer; payer la note; récompenser; régler; rémunérer; rétribuer; s'acquitter de; salarier; solder; égaliser
dokken		ancrer; payer; rémunérer; rétribuer
vereffenen		achever; acquitter; arranger; assimiler; liquider; niveler; payer; payer la note; porter en compte; régler; s'acquitter de; solder; égaliser
voldoen		achever; acquitter; assimiler; niveler; payer; payer la note; régler; régler une facture; s'acquitter de; satisfaire; solder; suffire; égaliser

Synonyms for "acquittement":

absolution; pardon; bénédiction; rémission; amnistie; grâce; miséricorde; absoute; renvoi; paiement; règlement; apurement; épuration; non-lieu; relaxe; rétribution; salaire; solde; appointements; remboursement; rachat; restitution; rétrocession; reversement; amortissement; couverture

Wiktionary Translations for acquittement:

acquittement

noun

action d’acquitter, en parlant de dette ou d’engagements.
- acquittement → effening; kwijting; kwijtschelding; vereffening; absolutie; vrijspraak

External Machine Translations:

Related Translations for acquittement

plaider l'acquittement

Remove Ads

Translate acquittement from French to Dutch

Detailed Translations for acquittement from French to Dutch

acquittement:

acquittement [le ~] noun

l'acquittement (arrangement; règlement)

l'acquittement (règlement)

l'acquittement (règlement)

l'acquittement (règlement; paiement)

l'acquittement

l'acquittement

l'acquittement

l'acquittement (liquidation; règlement)

l'acquittement (paiement)

l'acquittement (remboursement; payement)

l'acquittement (paiement; remboursement; règlement; contribution)

l'acquittement (compensation; indemnité; participation aux frais; dédommagement; restitution; réparation)

Translation Matrix for acquittement:

Synonyms for "acquittement":

Wiktionary Translations for acquittement:

Related Translations for acquittement