Summary
French to Dutch: more detail...
-
annuler:
- annuleren; afzeggen; nietig verklaren; afbestellen; intrekken; afgelasten; afblazen; opheffen; terugdraaien; teniet doen; nullificeren; vernietigen; ondervangen; tenietdoen; delgen; afspraak afzeggen; ongeldig maken; verwijderen; verijdelen; retourneren; teruggeven; terugzenden; terugbrengen; bedanken; danken; terugschroeven; te niet doen; ruilen; wisselen; omwisselen; verwisselen; omruilen; ongedaan maken
- annuleren; afbestellen
-
Wiktionary:
- annuler → afschaffen, afgelasten, annuleren, ontbinden, tenietdoen, terugnemen, afzeggen
- annuler → annuleren, schrappen, vernietigen, ongeldig verklaren, terugtrekken, afschaffen, herroepen, ongedaan maken, tenietdoen, ontdoen, ongeldig maken, breken
French
Detailed Translations for annulent from French to Dutch
annuler:
annuler verb (annule, annules, annulons, annulez, annulent, annulais, annulait, annulions, annuliez, annulaient, annulai, annulas, annula, annulâmes, annulâtes, annulèrent, annulerai, annuleras, annulera, annulerons, annulerez, annuleront)
-
annuler (suspendre; supprimer; révoquer; retirer; résilier; décommander; abandonner)
annuleren; afzeggen; nietig verklaren; afbestellen; intrekken; afgelasten-
nietig verklaren verb (verklaar nietig, verklaart nietig, verklaarde nietig, verklaarden nietig, nietig verklaard)
-
annuler
-
annuler
opheffen; terugdraaien; teniet doen; nullificeren; vernietigen; ondervangen-
teniet doen verb
-
nullificeren verb
-
annuler
-
annuler
-
annuler
-
annuler
-
annuler
-
annuler (annihiler; supprimer; liquider; dénouer; décrocher; lever; fermer; déboutonner)
opheffen; teniet doen; verijdelen; nullificeren; vernietigen; ondervangen-
teniet doen verb
-
nullificeren verb
-
annuler (renvoyer; rendre; retourner; ramener; remettre; restituer)
-
annuler (remercier; refuser; abandonner; résilier; dénier; rejeter)
-
annuler (tourner en sens contraire; faire tourner dans le sens opposé; faire marche arrière)
terugdraaien; terugschroeven-
terugschroeven verb (schroef terug, schroeft terug, schroefte terug, schroeften terug, teruggeschroeft)
-
annuler (annihiler; réduire à néant)
-
annuler (échanger; confondre; renvoyer; troquer; changer; troquer contre; faire un échange; transformer; varier; substituer; permuter; modifier; embarrasser; tourner en sens contraire)
-
annuler (phase de restauration)
Conjugations for annuler:
Présent
- annule
- annules
- annule
- annulons
- annulez
- annulent
imparfait
- annulais
- annulais
- annulait
- annulions
- annuliez
- annulaient
passé simple
- annulai
- annulas
- annula
- annulâmes
- annulâtes
- annulèrent
futur simple
- annulerai
- annuleras
- annulera
- annulerons
- annulerez
- annuleront
subjonctif présent
- que j'annule
- que tu annules
- qu'il annule
- que nous annulions
- que vous annuliez
- qu'ils annulent
conditionnel présent
- annulerais
- annulerais
- annulerait
- annulerions
- annuleriez
- annuleraient
passé composé
- ai annulé
- as annulé
- a annulé
- avons annulé
- avez annulé
- ont annulé
divers
- annule!
- annulez!
- annulons!
- annulé
- annulant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
-
l'annuler (annulation)
Translation Matrix for annuler:
Synonyms for "annuler":
Wiktionary Translations for annuler:
annuler
Cross Translation:
verb
annuler
-
rendre nul.
- annuler → afschaffen; afgelasten; annuleren; ontbinden; tenietdoen; terugnemen; afzeggen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• annuler | → annuleren | ↔ annul — formally revoke the validity of |
• annuler | → annuleren | ↔ cancel — invalidate, annul |
• annuler | → schrappen | ↔ cancel — remove a common factor |
• annuler | → vernietigen; annuleren | ↔ nullify — to make legally invalid |
• annuler | → vernietigen; ongeldig verklaren | ↔ quash — to void or suppress (a subpoena, decision) |
• annuler | → terugtrekken; annuleren; afschaffen; herroepen | ↔ repeal — to cancel |
• annuler | → ongedaan maken; tenietdoen; ontdoen | ↔ undo — to reverse |
• annuler | → annuleren; ongeldig maken | ↔ void — to make invalid or worthless |
• annuler | → annuleren | ↔ annullieren — (transitiv) etwas auflösen, für ungültig erklären |
• annuler | → breken; ongedaan maken | ↔ etwas rückgängig machen — etwas in den vorigen Zustand versetzen |
External Machine Translations: