Detailed Translations for habiliter from French to Dutch
habiliter:
-
toestaan;
autoriseren;
goedkeuren;
permitteren;
fiatteren;
goedvinden
-
toestaan
verb
(sta toe, staat toe, stond toer, stonden toe, toegestaan)
-
autoriseren
verb
(autoriseer, autoriseert, autoriseerde, autoriseerden, geautoriseerd)
-
goedkeuren
verb
(keur goed, keurt goed, keurde goed, keurden goed, goedgekeurd)
-
permitteren
verb
(permitteer, permitteert, permitteerde, permitteerden, gepermitteerd)
-
fiatteren
verb
(fiatteer, fiatteert, fiatteerde, fiatteerden, gefiatteerd)
-
goedvinden
verb
(vind goed, vindt goed, vond goed, vonden goed, goedgevonden)
Translation Matrix for habiliter:
Synonyms for "habiliter":
External Machine Translations: