Summary
French to Dutch: more detail...
- matériel:
-
Wiktionary:
- matériel → gereedschap, outillage, gerei, materieel
- matériel → materieel, stoffelijk
- matériel → materieel, materiële, wereldlijke, wereldlijk, materiaal, stoffelijk
French
Detailed Translations for matériel from French to Dutch
matériel:
-
le matériel (outillage)
-
le matériel
-
le matériel
-
le matériel (dispositif; appareil; instrument; outil)
de apparatuur -
le matériel (équipement; outillage; armement; aménagement)
de uitrusting; de outfit; de outillage; de versiering; de uitmonstering; benodigde; de uitzet; de monstering
-
matériel (matériellement)
-
matériel (mondain; séculier; séculaire; terrestre; de ce monde; profane; du monde)
seculair; profaan; werelds; wereldlijk; aards-
seculair adj
-
profaan adj
-
werelds adj
-
wereldlijk adj
-
aards adj
-
Translation Matrix for matériel:
Synonyms for "matériel":
Wiktionary Translations for matériel:
matériel
Cross Translation:
noun
matériel
noun
-
wat nodig is aan gereedschappen, machines enz. voor werk of bedrijf dus niet de grondstof (terminologie met name gebruikelijk bij het leger, de politie, brandweer)
-
betrekking hebbend op materiaal of materialen
-
tot de materie behorend of eruit bestaand, materieel
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• matériel | → materieel; materiële; wereldlijke; wereldlijk | ↔ material — worldly |
• matériel | → materiaal | ↔ material — text |
• matériel | → stoffelijk | ↔ stofflich — aus Materie bestehend |